Gepubliceerd op - Waldo Geuns

Bach³ van Les Muffatti

Een gesprek met Frank Theuns

Het Belgische barokensemble Les Muffatti viert zijn tiende opname én de twintigste verjaardag van de samenwerking met het label Ramée. En de beste manier om dat te vieren, is met een feestelijke cd-release en concerttournee. Voor het nieuwe project Bach³ nodigt Les Muffatti niet minder dan drie gastsolisten uit en staan er drie bekende orkestwerken van Johann Sebastian Bach op het programma. Maar dat is nog niet alles, verklapt fluitist Frank Theuns: “Het is steeds een uitdaging om een frisse kijk te behouden op vaak gespeeld repertoire, maar met Les Muffatti en mijn twee collega’s Bertrand Cuiller en Sophie Gent blijkt dat helemaal niet moeilijk te zijn.”

Waldo Geuns had in opdracht van AMUZ een gesprek met Frank Theuns.

“Het plezier van het spelen met Les Muffatti bestaat erin dat de interpretatie van de muziek niet op voorhand wordt vastgelegd. Er blijft steeds ruimte bestaan voor improvisatie en experiment. Dat komt omdat het ensemble niet wordt geleid door één persoon wiens vastomlijnde visie doorslaggevend is. Ook in dit programma komt dat duidelijk tot uiting. Het is heerlijk om zonder dwang of dogma te spelen, de muziek blijft organisch, het magma is nog vloeibaar. Ik hou persoonlijk van het arrangeren en experimenteren met verschillende bezettingen. En wanneer je op die manier omgaat met de muziek van Bach, blijf je dicht bij wat de meester zelf deed.” 

We weten inderdaad dat Johann Sebastian Bach zelf ook op een flexibele manier omging met zijn muziek. De drie werken die jullie van hem brengen dateren van de periode dat hij als Thomascantor werkzaam was in Leipzig vanaf 1723. Maar heel wat passages van deze meesterwerken zijn arrangementen van vroegere composities die hij schreef, in zijn periode als kapelmeester aan het hof van Anhalt-Köthen – van 1717 tot 1723 – en zelfs nog eerder. Is die achtergrond iets wat je naar de uitvoering van zijn muziek kan vertalen?

“Ja, dat is mogelijk. Het is bijvoorbeeld interessant om te weten dat er een eerdere versie bestaan heeft van de Tweede suite (of Ouverture nr. 2) met een viool als obligaat instrument en niet de traverso. Bij het voltooien van de latere versie met traverso had Bach heel waarschijnlijk zijn vriend, de fluitvirtuoos Pierre-Gabriel Buffardin in gedachten. Buffardin was een bekend fluitist die carrière maakte aan het hof van Dresden. Hij was bovendien fluitbouwer en componist van virtuoze fluitsonaten en -concerti met een hele grote tessituur, vooral naar de hoogte toe. En dat grote bereik vinden we onder andere terug in Bachs suite. Die informatie stimuleert mij om bijvoorbeeld de aanduiding ‘con violini’ in vraag te stellen die in mijn solopartij bij de tuttipassages staat. Die vermelding komt vaak voor in concerti. Bij dergelijke passages verdubbelt de fluit gewoonlijk de eerste vioolpartij. Maar wat als je afstapt van die praktijk? Afhankelijk van de strijkersbezetting of de ruimte waarin je speelt, kan je ervoor kiezen om ook eens niet mee te spelen. Het resultaat is een veel groter contrast tussen de ‘tutti’ en de ‘solo’, zowel qua dynamiek als qua klankkleur.”

Bij de twee andere bekende werken, het Brandenburgs concerto nr. 5 en het Tripelconcerto, zijn er steeds drie solisten betrokken. Hoe situeer je deze werken in het programma?

“Voor de cd-opname hebben we geopteerd voor een kleinere bezetting, maar het valt af te wachten of dit werkt in de concertzaal. Tijdens de repetities daar zullen we experimenteren met een grotere groep, noem het maar een “Dresdner-bezetting”. Klavecinist Bertrand Cuiller speelt alleszins de hoofdrol. In de eerste beweging van het Brandenburgs concerto nr. 5 schrijft Bach een magistrale klavecimbelcadens uit die bij het beluisteren ervan de adem doet stokken. Bertrand weet ons toch nog altijd te verrassen met andere tempi, articulaties of fraseringen. Het tweede deel is een intiem onderonsje tussen de drie solisten. In het strenge fugatische slotdeel is er een sterke contrastwerking tussen de springende motieven en de ontroerende cantilenes. Het Tripelconcerto is dan weer een van de meest complex-contrapuntische werken uit Bachs orkestoeuvre. Het is gebaseerd op vroegere composities: de hoekdelen op de Prelude & fuga, BWV 894 uit zijn Köthen-tijd, en het middendeel gaat terug op een Adagio uit de Orgelsonate, BWV 527. Bach hanteert hier de meest gevarieerde compositietechnieken. Hij exploreert de dynamische grenzen van een grote orkestbezetting tot het uiterste.”

Jullie hebben bovendien een extraatje toegevoegd, namelijk het New Brandenburg concerto nr. 9 van Bruce Haynes, een van de zes ‘vervolgwerken’ die deze beroemde musicoloog-hoboïst uitgaf in 2010. 

“De concerti van Haynes zijn voor mij een hele aangename ontdekking geweest. Bruce was een van de pioniers in de ‘revival’ van de barokmuziek vanaf de jaren 1960. Hij studeerde bij de grote barokspecialisten zoals Frans Brüggen en Gustav Leonhardt, maar hij genoot vooral internationaal grote bekendheid als musicoloog voor het onderzoek naar de historische uitvoeringspraxis. In zijn zes New Brandenburg concertos heeft hij diverse fragmenten uit Bach-cantaten verwerkt. Hij treedt op die manier in de voetsporen van Bach, die ook voortdurend zijn eigen vocale composities hergebruikte en verwerkte in zijn instrumentale muziek. In het negende concerto baseert hij zich op Bachs Himmelfahrts-Oratorium Lobet Gott in seinen Reichen, BWV 11 en de koorpassage Friede über Israel uit de cantate O ewiges Feuer, o Ursprung der Liebe, BWV 34. Als hommage aan Bach en diens orkestmuziek kan dat tellen. Dank je Bruce!”

interview door Waldo Geuns