Gepubliceerd op - Maarten Sterckx

“Als mijn werk politiek geïnterpreteerd wordt, dan is dat omdat sommigen mijn identiteit politiek vinden”

Een interview met Davóne Tines

Grensverleggend, gedurfd, uitbundig, markant, het zijn maar een paar adjectieven waarmee het werk van de Amerikaanse bas-bariton Davóne Tines wordt bedacht. En dat was nog voor zijn recitalproject over die andere Amerikaanse bas-bariton Paul Robeson, die ooit in het vizier kwam van de CIA!

“Davóne Tines is changing what it means to be a classical singer”, kopte de bekende muziekrecensent Alex Ross al in 2021 in The New Yorker. Wie Tines vorig seizoen in Bozar aan het werk zag in Rufus Wainwrights Hadrian, begrijpt precies wat Ross bedoelde. Met zijn charismatische persoonlijkheid is het duidelijk dat Tines geen doorsnee klassieke zanger is. 

Dit seizoen keert hij terug met zijn recitalproject ROBESOИ, waarin hij met zijn band de zanger én activist Paul Robeson blootlegt – een icoon in de strijd tegen racisme en ongelijkheid in de VS. “Al zie ik mezelf helemaal niet als een activist”, maakt Tines meteen duidelijk. “Een zanger daarentegen …” 

Was het altijd duidelijk dat je wilde zingen? 
Tines: “Als kind was ik veel met muziek bezig, vooral met vioolspelen. Daarnaast zong ik in het kerkkoor van mijn dorp in Virginia. Mijn grootvader, een rockmuzikant, overtuigde me van het feit dat ik een opvallende stem had. Ik herinner me nog hoe hij me na een repetitie vroeg hoe het ging, en ik antwoordde hem ‘opera-achtig’. Hij zei toen dat ik écht iets met mijn stem moest doen. Kort daarna sloot ik me aan bij het lokale musicalgezelschap, en ik bleek er effectief heel goed in te zijn. Gaandeweg besefte ik ook dat ik me meer als zanger kon uitleven dan als violist omdat ik het contact met het publiek directer vond.” 

Groeide je ambitie om professioneel te zingen ook mee? 
Tines: “Mijn ouders zagen een professionele muziekcarrière niet direct zitten. Daarom studeerde ik eerst sociologie en cultuurmanagement aan Harvard, waarna ik in de cultuursector aan de slag ging in verschillende productionele en administratieve jobs. Maar het zingen liet me niet los, en na verschillende audities bij conservatoria werd ik tot mijn eigen verbazing aangenomen bij Juilliard. Dat was echter geen eenvoudige periode, want alles draait er om perfectie. Pas op: ik wilde me zang-technisch zeker verbeteren, maar ik voelde dat ik niet vrij was. Het was echt van groot belang dat ik levende componisten zou leren kennen die me een nieuw perspectief op zingen gaven.” 

Welke componisten waren dat uiteindelijk? 
Tines: “Matthew Aucoin was erg bepalend voor mijn carrière. Hij schreef in 2015 de opera Crossing, waarin ik een gevluchte slaaf tijdens de Burgeroorlog speelde. Die rol had veel te maken met de geschiedenis van mijn familie, die acht generaties lang onder slavernij hebben geleden. Ook John Adams heeft veel invloed op mij gehad. In zijn opera Girls of the Golden West wist hij samen met Peter Sellars de donkere kanten van de Californische goldrush bloot te leggen. Het moedigde me aan om nog dieper in mijn persoonlijke ervaringen te duiken.” 

Ik probeer steeds muziek te zoeken die vandaag écht relevant is en me persoonlijk raakt
- Davóne Tines

Hoe stel je inmiddels zelf jouw concertavonden op? 
Tines: “Ik probeer steeds muziek te zoeken die vandaag écht relevant is en me persoonlijk raakt. Dat kan soms leiden tot niet erg voor de hand liggende combinaties: Bach, gospel, Eastman, Shaw en Schönberg kunnen in mijn ogen perfect naast elkaar staan. Ik vat mijn concerten daarnaast ook op als een verhaal, zoals in een film of opera. In mijn eerste recital gebruikte ik de misviering als uitgangspunt, met delen als kyrie en gloria als structurele bouwstenen. Ik voegde ook hedendaagse composities toe om nieuwe betekenislagen te verkennen en stelde me de vraag wat spiritualiteit vandaag kan betekenen. We beleven onze wereld in narratieve vorm, en ik denk ook dat dit de beste manier is om met mijn publiek te communiceren.” 

In je recital ROBESOИ stel je de acteur, zanger en activist Paul Robeson centraal. Waarom? 
Tines: “Omwille van mijn lage stem werd ik vaak met hem vergeleken. Hoeveel keer mensen mij in mijn leven al niet hebben gevraagd of ik Paul Robeson en het liedje ‘Ol’ Man River’ uit de musical Show Boat ken … Om eerlijk te zijn, wist ik aanvankelijk niet veel over de man en vond ik het zelfs vervelend dat ze mij vroegen om dat liedje te zingen. Maar ik besloot me in zijn leven te verdiepen en raakte gefascineerd door zijn verhaal. Robeson werd tijdens zijn politieke ballingschap in Moskou door de CIA vergiftigd met LSD en deed een zelfmoordpoging in de badkamer van zijn hotel. Dat deed me inzien dat hij niet alleen een bijzonder getalenteerde artiest was, maar ook een bijzonder kwetsbaar persoon. Iedereen heeft wel eens een moment dat je niet weet hoe het verder moet, maar toch een manier vindt om door te gaan. Dat is wat hij deed.” 

Hoe bouw je het recital juist op? 
Tines: “Het is opgesteld als een imaginaire LSD-trip. We herbeleven Robesons leven aan de hand van nummers die hij zelf zong – variërend van klassiek, gospel en Broadway, en met elektronische instrumenten. John Bitoy, een belangrijke figuur in de experimentele jazz, en Khari Lucas helpen me om de juiste sfeer te creëren en het hallucinatie-effect te versterken door hun talent om akoestische geluiden te manipuleren en uit te vergroten.” 

Zie je jezelf, net als Robeson, als een activist? 
Tines: “Nee, een activist werkt actief aan sociale verandering. Met mijn kunst kan ik zeker invloed uitoefenen en met mijn identiteit als zwarte, homoseksuele man zelfs engagement tonen. Maar ik breng die elementen, die wel degelijk in mijn optredens verwerkt zitten, niet bewust naar voren. Het kan natuurlijk zijn dat mijn werk politiek geïnterpreteerd wordt, maar dat komt dan toch vooral omdat sommigen mijn identiteit politiek vinden. Want het is louter mijn bedoeling om een persoonlijk verhaal te vertellen – iets wat in de klassieke muziek misschien nog te weinig gebeurt.” 

Tot slot, wat kan een instelling als Bozar doen om meer divers te worden? 
Tines: “Diversiteit gaat veel verder dan alleen meer artiesten van kleur een podium geven. Instellingen moeten actief blijven experimenteren en zich afvragen waarom bepaalde groepen niet in het publiek zitten. Het gaat om een diepe, blijvende reflectie in de manier waarop ze denken en werken. Ik zie alvast dat instellingen niet louter zeggen dat ze meer diversiteit willen, dat ze ook echt bereid zijn om ermee te experimenteren. Hopelijk leidt dat tot echte verandering.”