Still image from the movie Augure

Gepubliceerd op

Baloji's synesthetische universum

Christopher Kiaku, MarCom Officer bij Bozar en mede-oprichter van het Jeunes Boss collectief, onderzocht voor samen met Margot Luyckfasseel, assistent-professor Geschiedenis aan de VUB, de terugkeer van het Belgisch-Congolese multitalent Baloji. Hun bevindingen schreven ze neer op de website Africa Is a Country, en zijn op z'n minst opvallend te noemen. Zijn nieuwste productie omvat een viervoudig album, een meeslepende tentoonstelling en als fascinerend sluitstuik een magisch-realistische film. Naar aanleiding van Baloji’s bezoek aan de Bozar op 24 november gingen we dieper in op zijn meest recente werk.

In veel opzichten is Baloji’s artistieke reis een verhaal over herrijzen uit de as van de gewezen rapper. Hij werd geboren in Lubumbashi in 1978 (net als zijn naamgenoot fotograaf Sammy Baloji), maar verhuisde al op vierjarige leeftijd naar België, waarbij de banden met zijn roots en zijn moeder werden verbroken. Als adolescent kanaliseerde hij zijn gevoelens van vervreemding via rap en dans. Dit resulteerde in de vorming van de baanbrekende Belgische hiphopgroep Starflam.

Baloji’s solocarrière begon in 2006 toen hij een verloren geraakte brief van zijn moeder terugvond die leidde tot een nieuwe vonk van muzikale inspiratie. In 2008 bracht hij zijn debuut soloalbum uit – Hotel Impala, een delicate vertelling van zijn levensverhaal – en kreeg lovende kritieken. Altijd scherp afgestemd op de visuele aspecten van zijn muzikale creaties, zoals het regisseren van zijn eigen muziekvideo's, voelde hij dat de tijd rijp was om nieuwe artistieke gebieden te betreden.

Omdat rappers doorgaans minder gewaardeerd worden dan andere artiesten, geeft Baloji toe dat hij als opkomend filmmaker met barrières te kampen had. Ondanks zijn iconische status in de Belgische hiphopscene moest hij zijn eerste onafhankelijke kortfilms zelf financieren, waaronder Peau de Chagrin/Bleu de Nuit (2018) en Zombies (2019), waarvoor hij respectievelijk samenwerkte met CATPC en Congo Astronauts. Hoewel hij snel terrein veroverde in de filmwereld, kreeg hij toch te maken met enige afwijzing voor de financiering van Augure (2023), met name vanuit het Vlaams Audiovisueel Fonds. De veerkrachtige kunstenaar liet zich niet uit het veld slaan en filmde de rolprent uiteindelijk in 23 dagen met een budget van ongeveer 1 miljoen euro.

Still image from the movie Augure
Wrong Men

De verhaallijnen van de personages van Augure weerspiegelen Baloji’s artistieke reis als rapper en filmmaker, en de vooroordelen die gepaard gaan met deze evolutie. Augure opent met het verhaal van Koffi, een man die terugkeert naar zijn geboorteland om zijn zwangere blanke vrouw voor te stellen. Als kind werd hij weggestuurd omdat zijn familie zijn moedervlek associeerde met Zabolo, het teken van de duivel. Dit is een aangrijpende verwijzing naar Baloji’s persoonlijke strijd met zijn achternaam, wat ‘tovenaar’ betekent in het Swahili. De naam draagt ​​een stigma in Congolese kringen, maar Baloji heeft hem stoutmoedig opgeëist als artiestennaam. Koffi is slechts één van de vier centrale personages in de film en, zoals de regisseur benadrukt, misschien wel de minst boeiende. Tshala en Mama Mujila, Koffi's zus en moeder, worden geconfronteerd met de uitdagingen die worden opgelegd door een mannenwereld die hen veracht. Ondertussen worstelt Paco, een shegue (straatkind), met het regelen van een fatsoenlijke begrafenis voor zijn overleden zus, ter ere van wie zijn teamleden roze prinsessenjurken dragen. Augure biedt een zintuiglijke reis, die het publiek uitnodigt om zich onder te dompelen in de leefwerelden van deze personages, buiten de grenzen van de conventionele verhaalstructuur.

Eén van de meest intrigerende keuzes van de film is de situering op een naamloze dromerige plek die de landschappen van Kinshasa en Lumumbashi, de grootste stedelijke centra van de D.R.Congo, verenigt. Kinshasa, de hoofdstad van het Lingalafoon, heeft een rijke culturele scene en een specifieke aantrekkingskracht die teruggaat tot de koloniale en mobutistische machtsstructuren. Lubumbashi daarentegen is altijd het economische hart van het land geweest vanwege de mijnbouwgeschiedenis. Augure overstijgt opzettelijk de politieke, taalkundige en geografische schisma's die deze twee steden typisch van elkaar onderscheiden. Scènes vloeien moeiteloos in elkaar over: territoriale geschillen tussen shegues in Ndjili, een dichtbevolkte gemeente in Kinshasa, en rituelen die zich afspelen in het griezelige mijngebied van Lubumbashi, met slakkenheuvels, verlaten barakken en Swahilifoon-mijnwerkersliederen.

Mijnbouw speelt een zeer symbolische en dystopische rol in Augure. Voor ons vertegenwoordigt het een precaire en onverzadigbare zoektocht naar iets ongrijpbaars. Sinds de koloniale tijd heeft de Congolese mijnindustrie buitensporige rijkdom gegenereerd die voor veel Congolezen buiten bereik blijft, ondanks hun inspanningen. De meest afwezige figuur in de film, Koffi's vader, sterft in de mijnen en zijn lichaam wordt nooit gevonden. In die zin hebben de mijnen iemand opgeslokt wiens patriarchale aanwezigheid vanaf het begin al spookachtig was.

De kern van Baloji's kunstenaarschap ligt in zijn vermogen om op ingewikkelde wijze een kleurrijk tapijt van eclectische culturele referenties te weven. Baloji's werk tart elke categorie: van kostuums die doen denken aan de Mardi Gras-indianen uit New Orleans (die terug te leiden zijn op het Kongo-koninkrijk), knipoogjes naar Europese sprookjes zoals Hans en Grietje, de verwerking van mobutistische attributen in luipaardhuid tot een lichtgevende boom gemaakt van de op een generator aangesloten kabels die worden gebruikt om telefoons op te laden in een land waar elektriciteit geen vanzelfsprekendheid is, en traditionele priesters die de dogmatische positie van de vele pinksterkerken van de DRC vertegenwoordigen. Baloji brengt al deze elementen samen in een fantasmagorische en synesthetische "Balogic" die zowel verontrust als betovert.