Portrait Jonas Trueba

Gepubliceerd op - Maarten Jochems

Madrid vergeet ons niet

De films van Jonás Trueba groeien mee met de stad Madrid, zoals die stad ook meegroeit met haar bewoners en bezoekers. Steeds opnieuw blazen herinneringen dat alles weer leven in.

Voor iedereen die naar een nieuwe stad verhuist, moet er vroeg of laat een moment zijn dat de stad zich onherroepelijk met het eigen leven versmelt. Straathoeken, cafés, winkels, parken en zelfs de meest banale kruispunten raken bedekt met herinneringen die altijd opnieuw vertellen: hier gebeurde dit, daar gebeurde dat. Een kus, een afscheid, een weerzien. Een crisismoment of een eureka-ervaring terwijl je neerzat op dat exacte bankje, misschien. Wie zo door de stad struint, wandelt haast meer door een mist van verleden tijd, door de optelsom van een zelf, dan door de daadwerkelijke wirwar van asfalt, hoogbouw en toevallige passanten.

In de filmografie van de Spaanse regisseur Jonás Trueba is er een constante die meteen opvalt: de stad Madrid. Trueba groeide zelf op in de Spaanse hoofdstad en kent haar dus door en door. Hij zet Madrids vele buurten steeds opnieuw in als achtergrond voor films die de grote thema’s van het menselijke leven niet schuwen. Vriendschap, liefde en de kronkelwegen van de herinnering staan centraal in Los ilusos (The Wishful Thinkers, 2013), La Reconquista (The Reconquest, 2016) en Tenéis que venir a verla (You Have to Come and See It, 2022). Madrid is nochtans geen ansichtkaart, stelt Trueba zelf. De stad laat zich nooit geheel esthetiseren, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Wenen in Richard Linklaters Before Sunrise. Net omwille van haar weerbarstigheid nodigt de stad volgens Trueba net uit om erin te verdwalen en jezelf erin te verliezen.

Nature_shot Jonas Trueba
© Tenéis que venir a verla

Banale kruispunten en postkaartwaardige pleinen

In Los ilusos komt Madrid nog het meest naar voren als een stad met een energie die tot in de kleinste steegjes doorzindert. De film werd op 16mm en in zwart-wit gedraaid en hanteert een speelse, experimentele stijl. Daardoor krijgt Madrid al snel de flair van het Parijs in de jaren zestig, toen de nouvelle vague hoogtij vierde. Los ilusos herinnert ons voortdurend aan zijn eigen maakproces en brengt de sensaties daarvan over via geluidsmannen die in beeld komen en acteurs die via voice-overs over hun eigen rollen praten. Binnen dit kader volgen we de achtentwintigjarige regisseur León en zijn vriendengroep van cineasten, kunstenaars en acteurs op een moment dat León niet aan een film werkt. Het leven ‘tussenin’ krijgt een charmante simpliciteit: León leest een boek op het terras van een taberna, snuistert rond in een videotheek, ziet een relatie uitdoven en een nieuwe liefde ontvlammen. Hij woont huiskamerconcertjes bij en drinkt zich een stuk in de kraag in het mythische San Román, Madrids kleinste bar. Wanneer de ochtend na dat drinkgelag aanbreekt, wandelt León samen met een vriend en een geliefde dwars over de Plaza Mayor, wellicht net een van Madrids plekken met het meeste postkaartpotentieel. Het enige gezelschap van het groepje bestaat uit wat stadsduiven, enkele vuilnisophalers en twee verdwaalde zielen die een sigaret roken aan een van de honderden verder lege tafeltjes. Deze schijnbaar simpele scène maakt eigenlijk een sterk statement: Trueba geeft hier zichtbaarheid aan Madrids centrum zonder de angst om het aan een toeristische blik te onderwerpen. Sterker nog, de doortocht van León en zijn kompanen krijgt een stille triomfantelijkheid: dit is minstens evenzeer hun Madrid als dat van de meutes toeristen die enkele uren later zullen aanstromen.

Ondanks de retrostijl en een parade aan cinefiele referenties plaatst Trueba Los ilusos wel degelijk in de eenentwintigste-eeuwse realiteit. In een scène die hulde brengt aan Godards Masculin féminin, gaat León met een date naar de cinema. Wanneer de film start en de tortelduiven al in hun gestoffeerde zetels wegzakken, veert León echter recht omdat hij gelooft dat er iets mis is met de projectie. Hij doet zijn beklag bij de projectionist, maar die verzekert León er echter van dat hij de film gewoon op blu-ray afspeelt. In dezelfde trant merkt León op een gegeven moment op dat het rookverbod op café en restaurant een zegen is voor een filmmaker, die nu simpelweg een rokend personage naar buiten kan laten gaan om een scène even te onderbreken. Details als deze bieden een welkome aanvulling op de nostalgische zweem die Los ilusos zelfbewust over het heden legt.

Dining_shot Jonas Trueba
© La reconquista

Op zoek naar de verloren liefde

Naast de consistente keuze voor Madrid als locatie is er een andere overeenkomst tussen Trueba’s films die zelfs nog meer in het oog springt. Trueba cast namelijk bijna altijd dezelfde acteurs. Francesco Carril, die León speelde in Los ilusos, speelt ook het hoofdpersonage Olmo in La reconquista en vertolkt als Guillermo een van de vier rollen in Tenéis que venir a verla. Onder anderen actrice Itsaso Arana en acteur Vito Sanz staan in verschillende rollen tegenover hem. Je zou Trueba kunnen verwijten dat hij zichzelf op deze manier niet genoeg uitdaagt als filmmaker, maar in de getrouwheid aan zijn locaties en acteurs ligt net een andersoortige uitdaging. De late twintigers uit Los ilusos maken namelijk plaats voor dertigers in La reconquista en Tenéis que venir a verla, wat Trueba tot een nieuw perspectief op de thema’s van liefde en vriendschap dwingt. De stad mag dan voortdurend transformeren, ook een mens doet dat, zij het soms minder zichtbaar dan via wegenwerken en nieuwbouwwijken. Of er nu een kern is van onze identiteit of niet, elk nieuw decennium laat zich voelen in iemands manier van zijn.

La reconquista vangt aan op de trappen van de Cuesta de los Ciegos, wat zich laat vertalen als de ‘Helling van de Blinde Mannen’. De trappen bevinden zich in een van de oudste buurten van Madrid, vlak bij het Viaduct van Segovia en slechts tien minuten wandelen van het Koninklijke Paleis. Voor Olmo en Manuela blijkt de buurt het tafereel van een poging om het verleden te heroveren. Als vijftienjarigen deelden zij namelijk een kortstondige maar intense liefde die abrupt afliep. Op de Cuesta de los Ciegos spreken ze als dertigers opnieuw met elkaar af, waarbij Manuela een brief aan Olmo teruggeeft die hij in die periode ooit aan haar schreef. Olmo wist niets meer af van het bestaan van die brief, waarvan de inhoud hem plots uitdagend aanstaart in zijn eigen handschrift. De twee gaan in een Aziatisch restaurant iets drinken, halen herinneringen op aan vroeger en klappen uit de biecht over hun heden. Manuela is voor korte tijd terug uit Buenos Aires en beleeft in Madrid een losbandige periode, terwijl Olmo samenwoont met zijn vriendin Clara en met haar een kinderwens deelt.

Manuela en Olmo belichamen twee tegenovergestelde houdingen rond liefde en seksualiteit die ik veel rond mij zie. In zekere zin zijn hun relatievormen ten volle bepaald door de stad, die zowel ontmoetingsmogelijkheden biedt voor vrijgezellen als goedkope woonopties voor jonge koppels. Wie ’s nachts naar de oplichtende ramen van een hoog appartementsgebouw kijkt, kan zich alleen maar inbeelden welke diverse vormen van seksualiteit en liefde zich in die kamers afspelen. De continue blootstelling aan andere levenswijzen in de stad leidt echter ook al eens tot innerlijke frictie. Wanneer Manuela Olmo uiteindelijk uitnodigt om mee te gaan naar het concert van haar vader, begint dan ook een dwaaltocht die alsmaar meer op een exces lijkt uit te monden. De nacht stuwt hen voort aan de hand van lange gesprekken, cocktails en een toevallige ontmoeting die hen zelfs naar een swingevenement leidt. Pas wanneer Olmo in de vroege ochtend op zijn scooter naar huis rijdt via brede avenidas, drukke kruispunten en de smalle straten rondom de Plaza de España, bedaart de kracht van deze dwaaltocht. Thuis ligt Clara vredig te slapen. Wanneer Olmo zich eindelijk naast haar neervlijt, merkt ze in haar halfslaap op dat hij stinkt en beter een douche zou nemen. Olmo’s dagelijkse leven vat zo plotsklaps opnieuw aan bij het besef dat hij naar alcohol en sigaretten ruikt. Wanneer Olmo die geuren van zich heeft afgeschrobd en eindelijk in slaap valt, begint een uitgesponnen flashback naar de tijd die hij als vijftienjarige met Manuela beleefde, vanuit het perspectief van beiden. De kijker kruipt mee in het verleden en brengt de eigenlijke herovering daarvan zo mee tot einde.

Shot Jonas Trueba
© Los ilusos

Vriendschap na de exodus

Wat de ‘hoopvolle denkers’ uit Los ilusos wellicht nog niet vermoedden, is dat naast liefde ook vriendschap wel degelijk aan de tand des tijds onderhevig is. Zorgeloze namiddagen op basketbalpleintjes, doordeweekse avonden zonder einde en allerlei spontane avonturen moeten vanaf een bepaalde leeftijd vaak het onderspit delven voor jobs, relaties en eventueel ook kinderen. Ondertussen stroomt het basketbalpleintje weer vol met nieuwe jongeren, terwijl de oude garde moet puzzelen met agenda’s om een simpele koffie vast te leggen. De vervreemding die zo tussen vrienden kan optreden vormt het uitgangspunt voor het slechts een uur lange Tenéis que venir a verla. Daar zien twee bevriende koppels elkaar voor het eerst sinds negen maanden terug in het Café Central de Madrid, een bekende jazzclub. Voor dit lange oponthoud in de vriendschap zijn zowel de toenmalige coronalockdown als de verhuis van Guillermo en Susana naar een plek buiten Madrid verantwoordelijk. “Jullie moeten eens langskomen om het te zien”, blijven de twee ex-Madrilenen toch over hun huis zeggen tegen Elena en Daniel, terwijl het gesprek soms stroef verloopt.

Het huis van Guillermo en Susana bevindt zich op slechts een halfuur van Madrid met de cercanías, het stadsgewestelijk treinnet. Dit goedkope en toegankelijke netwerk verbindt Madrid met zijn relatief nabije omgeving, waar historische plaatsen als Toledo en Guadalajara deel van uitmaken. Tijdens hun tocht huiswaarts doet Daniel tegen Elena zijn beklag over Guillermo en Susana. Hij kan zich schijnbaar niet meer herkennen in hun plotse burgerlijkheid. Hun uitnodiging om eens langs te komen vat Daniel bijna op als een provocatie, die inhoudt dat het leven beter zou zijn eens je het je kan permitteren om weg te trekken uit Madrid. Eenmaal thuis en in bed vervalt hij daardoor in een laconieke, maar oprechte lofzang op Madrid: “Ik hou van deze stad. De gebouwen, zelfs de lelijke. Het tarmac... De rotondes... Ik hou van de verkeerspalen, de vuilbakken.” Waar Michel de Montaigne ooit schreef dat de armen van vriendschap lang genoeg zijn om van het ene naar het andere einde van de wereld te reiken, lijkt voor Daniel een halfuur op de cercanía reeds te veel gevraagd.

Zoals het dan gaat met vrienden, ondernemen Daniel en Elena een halfjaar later toch de korte reis. Bij de kleinschalige maar fijne woonst van Guillermo en Susana blijkt nog maar eens wat een moeite het soms kan vergen om vriendschappen te onderhouden. In een scène die Trueba rechtstreeks baseerde op Rohmers Le rayon vert, eten de koppels lam aan de tuintafel en botsen hun levenswijzen tegen elkaar. Elena geeft een ellenlange uitleg over een boek van de Duitse filosoof Peter Sloterdijk, tot op het punt dat ze hele paragrafen begint voor te lezen. Guillermo en Susana ketsen het intellectuele hoog spel voortdurend af en hebben in hun leven duidelijk geen nood meer aan allerhande existentiële vraagstukken. De ongemakkelijkheid lost pas na het eten op, bij een simpel maar doodleuk potje pingpong, twee spelers per kant. Verlost van hun levensinvullingen telt plots enkel waar het balletje valt, en de vriendschap bloeit in dat heel andere spanningsveld weer op. Nog voor Daniel en Elena terugkeren naar Daniels geliefde rotondes en vuilnisbakken, komt de kern van hun vriendschap zo opnieuw naar boven.

Wat telt, zijn de connecties die we onderweg maken, luidt een waardevol cliché dan ook. Trueba’s films zijn hier niet enkel een bevestiging van, maar tonen ook dat deze connecties zich altijd verhouden tot hun locaties, in het geval van zijn filmografie de stad Madrid. Door de getrouwheid aan zijn geboortestad spoort de regisseur zijn kijker haast aan om hier samen met hem herinneringen op te bouwen. Wie na het zien van Trueba’s films ooit een paar dagen in Madrid doorbrengt, moet onvermijdelijk op een gegeven moment denken: hier gebeurde dit, daar gebeurde dat, alsof het onze eigen herinneringen zijn: een kus, een afscheid, een weerzien. Zoals wij de steden nooit zullen vergeten waarin we een bestaan opbouwden, vergeet ook de stad onze blikken niet die haar in stand houden en elke dag opnieuw doen leven.


Dit essay werd aangeleverd door het filmkritische tijdschrift Fantômas en vertaald door Bozar. Met verrijkende diepgang en doordachte analyse zorgt deze samenwerking voor contextualisering van het filmprogramma, en voor een rustpunt bij het kijken.