Remember to turn down the brightness and mute your phone.

Terug naar het evenement

Víkingur Ólafsson

29 Okt.'23
- 19:00

Henry Le Boeufzaal

Goldbergvariaties

Johann Sebastian Bach
1685-1750

Goldbergvariaties, BWV 988 (1742)

  • Aria in G
  • Var. 1 in G
  • Var. 2 in G
  • Var. 3 Canone all’Unisuono in G
  • Var. 4 in G
  • Var. 5 in G
  • Var. 6 Canone alla Seconda in G
  • Var. 7 Al tempo di giga in G
  • Var. 8 in G
  • Var. 9 Canone alla Terza in G
  • Var. 10 Fughetta in G
  • Var. 11 in G
  • Var. 12 Canone alla Quarta in G
  • Var. 13 in G
  • Var. 14 in G
  • Var. 15 Canone alla Quinta in g
  • Var. 16 Ouverture in G
  • Var. 17 in G
  • Var. 18 Canone alla Sesta in G
  • Var. 19 in G
  • Var. 20 in G
  • Var. 21 Canone alla Settima in g
  • Var. 22 Alla breve in G
  • Var. 23 in G
  • Var. 24 Canone all’Ottava in G
  • Var. 25 in g
  • Var. 26 in G
  • Var. 27 Canone alla Nona in G
  • Var. 28 in G
  • Var. 29 in G
  • Var. 30 Quodlibet in G
  • Aria da capo in G

In 1740 heeft Bach amper ervaring met het genre van het thema met variaties, ook al kent het bij zijn tijdgenoten een groeiend succes. Pas in de laatste tien jaar van zijn leven – een periode van durf en experiment – tillen zijn werken het genre naar een hoger niveau. Uit die jaren van muzikale speculatie resulteren meesterlijke composities die deze hoogst verfijnde muziekvorm naar een hoogtepunt voeren: de Canonische variaties, het Musikalisches Opfer, de Kunst der Fuge en de beroemde Goldbergvariaties. In elk van die werken gaat Bach de uitdaging aan om de muzikale compositie vanuit structurele vereisten op te vatten, zonder toe te geven aan verstrooiing. Zijn systemische, unitaire aanpak leidt evenwel nooit tot een inperking van de expressiviteit. De Goldbergvariaties zijn de uitdrukking van een volmaakt verbond tussen ratio en schoonheid.

De klavecinist en de graaf

De compositiedatum van de Goldbergvariaties is niet precies vastgesteld en situeert zich ergens tussen 1740 en 1742. We weten overigens zeer weinig over de context waarin het werk tot stand kwam. Het originele manuscript werd nooit teruggevonden. Wat wel vaststaat, is dat de Goldbergvariaties het vierde en laatste nummer uitmaken van de Klavierübung, een bundel waarin Bach alle klaviertechnieken overloopt. Aan een werk als de Goldbergvariaties kleeft echter ook een zweem van legende. Bachs eerste biograaf, Johann Nikolaus Forkel, vertelt een vertederend verhaal. In 1740 zou de jonge Johann Gottlieb Goldberg, klavecinist en leerling van Bach, een werk besteld hebben dat een oplossing moest bieden voor de slaapproblemen van zijn werkgever, graaf Hermann von Keyserlingk. Volgens Forkel zou Bach op Goldbergs verzoek zijn ingegaan en een ‘wiegenlied’ hebben gecomponeerd, een compositie die uiteindelijk naar de opdrachtgever vernoemd werd. Hoe bekoorlijk en verfijnd Forkels verhaal ook is, geloofwaardig is het allerminst. Ook al was de 14-jarige Goldberg een genie van het klavier, dan nog is het hoogst onwaarschijnlijk dat Bach voor zulk een jonge musicus een werk van een dergelijke technische veeleisendheid zou hebben geschreven. De idee van een wiegenlied is trouwens evenmin plausibel. Een uitermate complex werk kan onmogelijk bedoeld zijn als remedie tegen slapeloze nachten... Bovendien heeft men nooit de hand kunnen leggen op de beruchte gulden beker met honderd louis d’or, die de graaf aan Bach zou hebben geschonken als uiting van zijn dankbaarheid. Alles wijst erop dat de vertelling van Forkel, die door geen enkele andere bron wordt gestaafd, niet meer is dan een bekoorlijke fabel

Ludus Musicae

Dat de Goldbergvariaties zo beroemd zijn geworden, heeft weinig te maken met de plezierige anekdote waarmee het werk gepaard gaat, maar alles met de ontegensprekelijke kwaliteit van de partituur. De volledige compositie is gebaseerd op een Aria die Bach speciaal voor de Variaties componeert. Dit nobele, delicate lied heeft iets van een sarabande. Het evolueert boven een bas van acht lange noten, een model dat ook wel ‘Italiaanse gagliarda’ genoemd wordt en dat erg in trek was ten tijde van Bach en nog tot in Beethovens tijd zou blijven bestaan. Die baslijn is het fundament van de volledige cyclus. De daaropvolgende dertig variaties tonen een staalkaart van de compositorische technieken uit die tijd en geven uiting aan een uitgebreide waaier van menselijke emoties. Bach grijpt de kans om de flitsende kracht van zijn muzikale en geometrische brein tentoon te spreiden. In de compositie zitten de meest diverse muziekgenres verwerkt. Met een uiterst subtiele pen schildert Bach de hele stoet aan dansen die op dat moment in Europa in trek zijn: gigue, courante, sicilienne, gavotte en sarabande.

Daarnaast bevatten de Goldbervariaties tien canons – een compositietechniek waar Bach erg van hield – die volgens een strenge, mathematische logica zijn gerangschikt en over het werk verdeeld. Wie van numerologie houdt, kan niet anders dan stilstaan bij het getal 32, dat overeenstemt met het aantal maten van de openingsaria maar ook met het aantal delen van de volledige compositie. De Goldbergvariaties bundelen als het ware alle moeilijkheden waartegen een klavierspeler opgewassen hoort te zijn, in een aaneenschakeling van arpeggio’s, trillers, versieringen, gekruiste handen en de meest ingewikkelde ritmische figuren. In de laatste canon – het Quodlibet – die de dertig variaties afsluit en aan de aangrijpende herneming van de Aria voorafgaat, is duidelijk hoorbaar hoe een schalkse Bach frivole liedjes citeert: ‘Ich bin so lange nicht bei dir gewest, rück her, rück her’ (‘Het is zo lang geleden dat ik bij je was, kom nader, kom nader’) of ‘Kraut und Rüben haben mich vertrieben / Hätt’ mein’ Mutter Fleisch gekocht, so wär’ ich länger blieben’ (‘Kool en rapen hebben me doen vluchten / Als mijn moeder vlees had bereid, was ik langer gebleven’). De laatste jaren van zijn leven ontpopte Bach zich dan ook als een even ernstige als ludieke componist, een vrolijke wijze man van wie het vernuft voelbaar is in elke noot van de beroemdste variaties uit de muziekgeschiedenis

Víkingur Ólafsson

Piano

Víkingur Ólafsson is een van de meest gevraagde pianisten van het moment. Zijn door Deutsche Grammophon uitgebrachte cd’s Philip Glass Piano Works (2017), Bach Reworks (2018), Debussy/Rameau (2020) en Mozart & Contemporaries (2021) zijn een internationaal succes geworden. Hij heeft talloze prijzen gewonnen, waaronder de Opus Klassik Solo Recording Instrumental 2019 en 2020, Album of the Year 2019 bij BBC Music Magazine Awards en Artist of the Year 2019 bij Gramophone Magazine. De New York Times noemt hem sindsdien de ‘Glenn Gould van IJsland’.