Remember to turn down the brightness and mute your phone.

Terug naar het evenement

Jean-Baptiste Monnot

15 Nov.'23
- 20:00

Henry Le Boeufzaal

Jean-Baptiste Monnot

Johann Sebastian Bach (1958-1750)

Praeludium in D-Dur, BWV 532

Sonata sopr'Il Soggetto Reale (Musikalisches Opfer, BWV 1079)

 

Jehan Alain (1911-1940)

Variations sur un thème de Clément Jannequin

 

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Fantasia in f, KV 608

 

Antonio Vivaldi (1678-1741)

Concerto op. 3, nr. 9, RV 230 (Transcriptie voor orgel door Jean Guillou)

 

Jean Guillou (1930-2019)

Les feux du silence (Hypérion op. 45)

 

Marcel Dupré (1886-1971)

Prélude et fugue, op. 7 n° 1

 

Duur: +/- 1u15

L’orgue du Voyage 

Geen instrument is zo verbonden met de architecturale ruimte als het orgel. Het instrument is een vast onderdeel van het interieur, en dat interieur is meteen de enige akoestische ruimte waarin de klanken te horen zijn. Met L’orgue du Voyage knipt Jean-Baptiste Monnot die band met de vaste locatie van het orgel door en creëert hij een uniek instrument dat telkens in nieuwe ruimtes kan klinken. Zo kan hij zijn instrument naar de meest uiteenlopende plekken brengen. Niet alleen is het orgel volledig demonteerbaar, er zijn ook verschillende manieren om het instrument opnieuw samen te stellen. Afhankelijk van de ruimte waar hij terecht komt, kan Monnot bepaalde registers wel of niet toevoegen. Op dit manier wordt het orgel een flexibel en wendbaar instrument, een kameleon die zich kan aanpassen aan de fysieke ruimte, maar ook aan verschillende soorten repertoire. 

Hoewel het concept van dit instrument nieuw is, zijn de materialen waaruit het is gebouwd dat allerminst. Monnot koos bewust voor orgelpijpen in lood, tin en hout die dateren uit de 19de en vroege 20ste eeuw. De speeltafel werd wel volledig nieuw geproduceerd met aluminium als licht materiaal. Hiervoor kwam de expertise van Philippe Celor, ingenieur bij Airbus, goed van pas. 

Een orgel als een kameleon 

“Die Orgel ist doch in meinen Augen und Ohren der König aller Instrumenten.” Het orgel omschrijven als de koning van alle muziekinstrumenten, dat moeten de woorden zijn van een componist met een uitgebreid orgelrepertoire. Niets is echter minder waar, want deze lofzang op het orgel werd op 17 oktober 1777 opgeschreven door Wolfgang Amadeus Mozart in een brief aan zijn vader Leopold. Mozart hield van het orgel en bespeelde graag de lokale instrumenten waar hij kwam tijdens zijn reizen. 

Als componist leverde hij echter zo goed als geen muziek af voor het instrument, op enkele curiosa voor ‘Flötenuhr’ of orgelklok na. Dat is een muziekautomaat waarin een klok met een klein mechanisch orgel gecombineerd wordt. Mozart bewerkte deze muziek zelf ook voor gewoon orgel. De Fantasia in fa klein KV 608 is duidelijk geïnspireerd door de muziek van Johann Sebastian Bach. Het werkje begint als een Franse ouverture en gaat over in een onversneden fuga waarin Mozart zijn vakmanschap illustreert. 

In de orgelmuziek van Bach merken we hoe zeer de componist vertrouwd was met het orgel. In het Praeludium in re groot valt op hoe het pedaal en het manuaal haast even belangrijk zijn. Bach laat de muziek zelfs beginnen vanuit een toonladderfiguur in het voetenwerk, waarop zich een frisse dialoog ontspint tussen de handen en de voeten. De extra mogelijkheden die het pedaalklavier met zich meebrengt, vormen meteen het grootste verschil tussen het orgel en de andere klavierinstrumenten zoals piano of klavecimbel. Dit laat ook toe om kamermuziekwerken zoals triosonates op orgel uit te voeren. De Franse organist Jean Guillou – leraar van Jean-Baptiste Monnot en zelf nog opgeleid door Olivier Messiaen – maakte een bewerking van de Sonata sopr'Il Soggetto Reale uit Das Musikalische Opfer. Deze sonate is een deel van het muzikale geschenk dat Bach in 1747 aanbood aan Frederik de Grote, koning van Pruisen.  

Jean Guillou was niet enkel bekend als organist en als arrangeur van bestaande muziek – hij bewerkte het Vioolconcerto op. 3 nr. 9 van Antonio Vivaldi voor orgel – maar componeerde ook zelf een rijk oeuvre bij elkaar. In Les feux du silence, één van de vier delen van Hyperion uit 1988, verkent hij aan de hand van enkele terugkerende muzikale motieven de mogelijkheden van het instrument. De titel verwijst naar een latent vuur dat haast onmerkbaar aanwezig is. 

Jehan Alain behoort samen met Olivier Messiaen tot de leerlingen van orgelpedagoog en componist Marcel Dupré. In zijn werk vinden we invloeden van impressionisme en exotisme. In zijn Variations sur un thème de Clément Jannequin (variaties op een thema dat eigenlijk helemaal niet van Jannequin blijkt te zijn) illustreert hij hoe een eenvoudig muzikaal vertrekpunt kan uitgroeien tot een fantasierijke en levendige compositie. De eerder rechtlijnige textuur waarin het thema wordt voorgesteld, breekt geleidelijk aan open. Vooral op harmonisch vlak getuigt dit werk van een avontuurlijke en eigengereide aanpak. 

De keuze voor een link met het verleden, zoals een thema van Jannequin, blijkt bij veel componisten voor orgel voor de hand te liggen. Ook Marcel Dupré verbindt zijn muziek met die van Bach, al was het maar door de keuze voor de titel Prélude et fugue. Het volledige op. 7 bestaat uit drie preludes en fuga’s die hij componeerde in 1914. In datzelfde jaar ontving hij de prestigieuze Prix de Rome, maar brak ook de Eerste Wereldoorlog uit, wat de verspreiding van zijn muziek sterk vertraagde. 

Marcel Dupré kreeg zijn eerste lessen van zijn vader, die op dat moment titularis was van het orgel in Saint-Ouen (Rouen), hetzelfde orgel waaraan Jean-Baptiste Monnot momenteel verbonden is.

Jean-Baptiste Monnot

orgel

Nadat de Franse organist Jean-Baptiste Monnot (1984) op 18-jarige leeftijd de eerste prijs won op het Concours du Jeune Organiste de Saint-Germain-des-Fossés, trok hij naar het Conservatoire National Supérieur de Musique in Parijs. Hij volgde er les bij Olivier Latry en Michel Bouvard en studeerde er af met onderscheiding. Hij verfijnde zijn vaardigheden bij Bernhard Haas in Stuttgart en volgde masterclasses bij Jean Guillou, wiens assistent hij was tussen 2004 en 2014.

Als solist treedt hij wereldwijd op, van Parijs tot Sint-Petersburg, van Sydney tot Londen en van New York tot Berlijn. Naast zijn activiteiten als uitvoerder doceerde hij van 2012 tot 2016 aan het conservatorium van Mantes-la-Jolie en van 2020 tot 2021 aan het IMEP in Namen.

Hij is ook de bedenker en hoofduitvoerder van 'l’Orgue du Voyage', een modulair en draagbaar pijporgel. Sinds 2015 is hij titularis van het Cavaillé-Coll-orgel in de St. Ouen-kerk in Rouen en sinds 2019 is hij artistiek directeur van het Festival des Orgues Cavaillé-Coll.