Remember to turn down the brightness and mute your phone.

Terug naar het evenement

Jakub Józef Orliński & Il Pomo d'Oro

8 Nov.'23
- 20:00

Henry Le Boeufzaal

Claudio Monteverdi (1567-1643) 
E pur io torno (Ottone) uit L'Incoronazione di Poppea (1642)  
Voglio di vita uscir (+/- 1630) 

Biagio Marini (1594-1663) 
Passacaglia uit Per ogni sorte di strumento musicale, Op. 22 (1655) 

Giulio Caccini (1551-1618) 
Amarilli, mia bella uit Le nuove musiche (1602) 

Girolamo Frescobaldi (1583-1643) 
Così mi disprezzate uit Arie Musicali, libro primo (1630) 

Johann Kaspar Kerll (1627-1693) 
Sonata voor 2 violen in F 

Barbara Strozzi (1619-1677) 
L'Amante consolato uit Cantate, ariette e duetti (1651) 

Pier Francesco Cavalli (1602-1676) 
Incomprensibil nume (Pompeo) uit Pompeo Magno (1666) 

Carlo Pallavicino (ca. 1630-1688) 
Sinfonia uit Demetrio (1666) 

Giovanni Cesare Netti (1649-1686)
Misero core … Si,si,si sciolga si … Dolcissime catene (Berillo) uit La Filli (1682) 

Antonio Sartorio (1630-1680)
La certezza di sua fede (Pompeiano) uit Antonino e Pompeianio (1677) 

Giovanni Cesare Netti
Quanto più la donna invecchia (Crinalba) uit L'Adamiro TN V.1b (1681) 

Son vecchia, patienza (Crinalba) uit L'Adamiro 

Adam Jarzębski (1590-1649) 
Tamburetta uit Canzoni e concerti (1627) 

Moratelli (1640-1706)
Lungi dai nostri cor (Amore) uit La Faretra smarrita (1690) 

 

Concert zonder pauze 

Duur +/- 1u30

Signeersessie door Jakub Józef Orlinski, na het concert 

Big business in de zeventiende eeuw: Italiaanse opera van Venetië tot Napels 

In dit programma laten Jakub Józef Orliński en Il Pomo d’Oro ons alle hoeken van het Seicento zien: de oudste compositie werd gepubliceerd in 1602, de recentste in 1690. De zeventiende eeuw was er getuige van hoe Italiaanse componisten definitief de fakkel van de muzikale vernieuwing van hun collega’s uit de Lage Landen overnamen – niet enkel in Italië, maar overal in Europa. Rond de eeuwwisseling werd de opera geboren ‘uit de geest van het madrigaal’ (om Nietzsche te parafraseren), met Monteverdi’s Orfeo uit 1607 als onvergankelijke eerste meesterwerk. Gaandeweg ontworstelde ook de instrumentale muziek zich aan de restricties opgelegd door vocale genres en veroverde ze haar plek in het repertoire. 

Firenze was niet enkel de bakermat van de humanistische cultuur in Italië, dankzij dichters als Dante, Petrarca en Boccaccio. Aan het hof van de Florentijnse groothertog ontstond eveneens – als een poging om het antieke drama nieuw muzikaal leven in te blazen – de vroege opera, in de handen van hofcomponisten als Jacopo Peri, Giulio Caccini en Emilio de’Cavalieri. Van Peri stamt de oudste volledig bewaarde opera, Euridice (1600). 

Hoewel Giulio Caccini’s bijdrage aan de vroege opera minstens even belangrijk was, ligt zijn belangrijkste verdienste toch in het creëren van de musica recitativa, de begeleide monodie voor zangstem en basso continuo. Haar melodie is op zich relatief eenvoudig, maar veronderstelt dat de zanger deze aanvult met geïmproviseerde versieringen. Deze stijl legde niet enkel de basis voor de opera van die tijd, maar vinden we ook in kleinerschaliger composities, zoals het beroemde Amarilli, mia bella. Al in de eerste helft van de zeventiende eeuw was dit werkje bijzonder populair: de Engelse componist Peter Philips maakte een bewerking voor virginaal, Jacob Van Eyck voor blokfluit en in het Antwerps Liedboek (1644) verscheen het met de Nederlandse tekst Amarilli mijn schoone

Venetië was de volgende halte in de carrière van de jonge opera. In 1613 had Monteverdi zich hier gevestigd, en we vinden er in de volgende generaties ook Francesco Cavalli en diens leerlinge Barbara Strozzi, evenals Claudio Pallavicino, Antonio Sartorio en tientallen anderen. Bovendien lieten belangrijke componisten die niet in Venetië werkten – Girolamo Frescobaldi bijvoorbeeld, die actief was in Ferrara, Mantua, Firenze en Rome – steevast hun muziek uitgeven in Venetië, het mekka van de muziekdruk. 

Terwijl de eerste operavoorstellingen in Firenze en Mantua (Monteverdi’s Orfeo) nog humanistisch geïnspireerde producties waren die in aristocratische palazzi werden uitgevoerd, werd de opera vanaf de vroege jaren 1630 in Venetië een vooral commerciële onderneming. Opera werd big business en haar succes bracht ook Monteverdi ertoe om een opera-comeback te maken. Tussen 1640 en 1643 schreef hij drie opera’s: Il ritorno d’Ulisse, het verloren gegane Le nozze d’Enea e Lavinia en L’incoronazione di Poppea

Het was echter Monteverdi’s collega aan de San Marco, Francesco Cavalli, die hem qua productiviteit naar de kroon zou steken: in 30 jaar tijd schreef Cavalli maar liefst 28 opera’s. Het Venetiaanse ‘dramma per musica’ was grotendeels zijn creatie: een verhaal gesitueerd in de klassieke oudheid, bestaand uit drie akten en soms een proloog. Een schoolvoorbeeld is Cavalli’s opera Pompeo Magno, die op 20 februari 1666 in première ging in het Teatro San Salvador. 

Het belang en succes van de opera betekende uiteraard niet dat componisten geen andere wereldlijke muziek meer componeerden. Cantates en monodieën bleven populair, zowel bij Monteverdi (Voglio di vita uscir) als bijvoorbeeld bij Cavalli’s leerlinge Barbara Strozzi (L'Amante consolato, 1651). 

Hoewel Cavalli’s latere opera’s minder succes kenden, bleef zijn reputatie tot aan zijn dood in 1676 stevig groeien. Op initiatief van kardinaal Mazarin bracht hij tussen 1660 en 1662 twee jaar aan het Franse hof door, maar daarna keerde hij terug naar Venetië met het voornemen om zich hoofdzakelijk op kerkmuziek te concentreren. Een componist als Antonio Sartorio zou van dit gat in de markt gebruik maken om zich in die jaren tot één van de belangrijkste Venetiaanse operacomponisten te ontpoppen. Zijn Antonino e Pompeiano ging exact een jaar na de dood van Cavalli in januari 1677 in het Teatro San Salvador in première. 

Ook buiten Venetië werd de opera algauw booming business. Beroemd is het oudste nog functionerende operagebouw, het Napolitaanse Teatro San Carlo (1747). In Napels was onder meer Giovanni Cesare Netti actief. Hij studeerde er aan het conservatorium, werd er organist aan de koninklijke kapel en kapelmeester aan de kathedraal San Gennaro. De conservatoriumbibliotheek van Napels bewaart de partituren van twee opera’s: Adamiro werd uitgevoerd in het Napolitaanse Palazzo Reale in 1681, terwijl La Filli mogelijk bestemd was voor een uitvoering tijdens de carnavalsperiode in 1682. 

In het buitenland waren Italianen eveneens gegeerd als musici en componisten: Carlo Pallavicino werkte niet enkel in Venetië maar ook aan het sterk geïtalianiseerde hof van Dresden, Sartorio bracht een deel van zijn tijd in Hannover door en Sebastiano Moratelli werkte achtereenvolgens in Düsseldorf en Wenen. Van Moratelli’s hand bleef slechts één compositie bewaard – de serenata La faretra smarrita (1690) – hoewel we weten dat hij ook minstens vijf opera’s componeerde.  

Naast de opera nam in de zeventiende eeuw voor het eerst de instrumentale muziek een hoge vlucht. Net als in de renaissance was nogal wat muziek afgeleid van dansvormen, zoals de Tamburetta van de Poolse componist Adam Jarzębski. Zoals de titel van de bundel Canzoni e concerti (1627) aangeeft, verbleef Jarzębski, tussen aanstellingen in Berlijn en Warschau in, een jaar in Italië, waar hij zich grondig met de Italiaanse stijl vertrouwd maakte. Een andere vorm, de passacaille, verloor dan weer volledig haar oorspronkelijke volkse karakter tot ze een vorm van basso ostinato werd, één van de fundamentele elementen van de barokmuziek. Zoals de composities van Frescobaldi en Biagio Marini laten zien, vinden we de passacaglia zowel in instrumentale als in vocale genres terug, niet in het minst in de opera. 

Instrumentale muziek binnen de opera vinden we in de gedaante van de sinfonia, de instrumentale prelude die de eigenlijke opera inleidde. Dit voorspel bestond uit meerdere secties in constrasterende tempi, zoals de vier delen in de sinfonia uit Carlo Pallavicino’s Demetrio (1666): grave, affettuoso, presto en adagio. Enkele decennia later zou de sinfonia zich ontwikkelen tot de symfonie, een compositie in meerdere afzonderlijke delen die op haar beurt een intrede maakte in het commerciële concertcircuit – ze werd de big business van de achttiende eeuw. 

Pieter Mannaerts 

Jakub Józef Orlinski

contratenor

Jakub Józef Orliński is een van de meest geliefde en gevierde operasterren van dit decennium en heeft zichzelf gevestigd als een van 's werelds meest vooraanstaande artiesten. Hij is exclusief verbonden met het label Warner Classics/Erato en zijn meest recente opname, begeleid door vriend en pianist Michał Biel, getiteld "Farwell" leverde hem de prestigieuze Opus Klassik award op voor mannelijke zanger van het jaar (2023). Zijn nieuwe album "Beyond" nam hij samen op met Il Pomo d’Oro. Na de release in oktober 2023 gaat hij met dat programma op wereldtournee. Jakub Józef Orlinski keert dit seizoen ook terug naar het operatoneel, in Parijs in een nieuwe productie van L'Olimpiade van Vivaldi in het Theatre des Champs-Elysées. Daarna zal hij samen met zijn oude muzikale partner, pianist Michał Biel, exclusieve recitals geven in heel Europa.   

In het seizoen 2022-2023 ging de Poolse contratenor naar het Parijse Théâtre des Champs-Élysées voor een uitverkochte uitvoering van de Robert Carsen-productie van Orfeo ed Eurydice, gevolgd door een nieuwe productie van dezelfde opera bij San Francisco Opera door Matthew Ozawa. Op Arte was een documentaire te zien over Orlínski. “Music for a while” was de best bekeken culturele documentaire op de Europese tv-zender. 

Il pomo d'oro

Il Pomo d'Oro werd opgericht in 2012 en wordt beurtelings geleid door dirigenten als violiste Zefira Valova en klavecinisten Maxim Emelyanychev en Francesco Corti. Het ensemble brengt op historische instrumenten een repertoire dat zich uitstrekt van de 17e eeuw tot de Weense klassiekers. Hoewel ze optreden in 's werelds grootste concertzalen en in de meest uiteenlopende configuraties, vormen opera en vocale muziekprogramma's de kern van hun activiteiten. Il Pomo d'Oro heeft verschillende complete opera's opgenomen, waaronder Händels Tamerlano, Partenope en Ottone, en Vinci's Catone in Utica. Voor hun recitalprogramma's laten ze zich omringen door zowel illustere zangers als de jonge garde. Il Pomo d'Oro's regelmatige samenwerking met Jakub Józef Orliński heeft geresulteerd in drie opnames en wereldtournees met deze programma’s. Het recentste album "Beyond", dat gewijd is aan Italiaanse sacrale muziek, is uitgegeven door Erato-Warner Classics. 

Il Pomo d’Oro 

Alfia Bakieva, eerste viool 

Jonathan Ponet, tweede viool

Giulio D’Alessio, altviool 

Rodney Prada, viola da gamba

Ludovico Minasi, cello 

Jonathan Alvarez, contrabas 

Miguel Rincon, theorbe, aartsluit en gitaar 

Alberto Gaspardo, klavecimbel en orgel 

Margherita Burattini, harp 

Pietro Modesti, cornetto en fluit