Remember to turn down the brightness and mute your phone.

Terug naar het evenement
Bozar
Belgian National Orchestra

Belgian National Orchestra, Schønwandt & Waarts

24 Nov.'23
- 20:00

Henry Le Boeufzaal

Antonín Dvořák (1841-1904)
In Nature’s Realm, Op. 91, B. 168 (1891)

Jean Sibelius (1865-1957)
Concerto voor viool en orkest in d, Op. 47 (1905)

  • Allegro moderato
  • Adagio di molto
  • Allegro ma non tanto

pauze

Carl Nielsen (1865-1931)
Symfonie Nr. 3, Op. 27, FS 60, “Sinfonia Espansiva” (1911)

  • Allegro espansivo
  • Andante pastorale
  • Allegretto un poco
  • Finale: Allegro

einde voorzien om 21u55

Dit concert wordt live uitgezonden op Klara en Musiq3

In Nature’s Realm, een concertouverture van Antonín Dvořák, klinkt als een landschapsschildering van de vredige bossen omheen het thuisdorp van de Tsjechische componist. Het contrapunt op het einde van dit werk is een ode aan Johann Sebastian Bach.

Nog idyllischer wordt het in het Vioolconcerto van de Finse componist Jean Sibelius. Geobsedeerd door Finse sagen, meren en bossen combineert Sibelius in dit werk een laatromantische stijl met een moderne Noordse klankesthetica. Overbekend is de melodie waarmee de viool het concerto opent, begeleid door zacht pulserende strijkers. Na een hoogromantisch, ongelofelijk lyrisch tweede deel, komt een ronduit extatisch finaledeel dat heel wat virtuositeit van de solist vraagt en door Sibelius als een ‘danse macabre’ werd beschreven.

Geassocieerd dirigent Michael Schønwandt werpt zich al jaren op als ambassadeur van de Deense componist Carl Nielsen, onder andere met gevierde opnames van al zijn symfonieën en al zijn concerti. Met het Belgian National Orchestra brengt hij in dit concert de Derde symfonie: het werk waarmee Carl Nielsen in 1912 nationaal én internationaal doorbrak. Het tweede deel van deze symfonie, met woordloze solo’s voor sopraan en bariton, verklankt de vredevolle, paradijselijke stemming van de natuur voor de zondeval. Na dit pastorale andante kondigen de hoorns een tussen majeur en mineur twijfelend, ritmisch scherzo aan met glansrollen +voor de houtblazers. De vierde en laatste beweging, “een hymne aan het werk en aan de gezonde activiteit van het dagelijkse leven” (Carl Nielsen), gaat uit van een volksachtig thema en bereikt met breed uitgestreken contrapunt een grandioze climax. De schaduwen en wanhoop die Carl Nielsens latere symfonieën kenmerken, zijn in de vooroorlogse Derde symfonie nog in geen veld of wegen te bespeuren.

Meer weten over dit werk? Lees hier Johan Van Ackers artikel “Carl Nielsen - geen Deen als een ander en verrassend dwarskoppig”

Antonin Dvořák, In Nature's Realm

Dvořák componeerde de drie ouvertures In de natuur (op. 91), Carnaval (op. 92) en Otello (op. 93) in 1891 en 1892, en creëerde ze alledrie tijdens een en hetzelfde concert in Praag op 28 april 1892. Alhoewel het om drie afzonderlijke werken gaat, zijn ze duidelijk als een drieluik op de thema’s natuur, leven en liefde opgevat. Ze zijn bijgevolg de uitdrukking van de sterkste gevoelens van het menselijke wezen: zijn eenwording met de natuur, zijn deelname aan het wervelende feest en zijn gegrepen worden door een hevig, met jaloersheid vergiftigd gevoel waarvan de held van Shakespeare het mooiste voorbeeld is. De ouverture In de natuur mag worden beschouwd als een antwoord op Langs Boheemse weiden en bossen van Smetana en als een prefiguratie van de Zuid-Boheemse Suite van Novak. Op een zomeravond treedt de mens binnen in de natuur die een sluimerende indruk geeft en waaruit af en toe enkele vogelgeluiden opduiken. Daaruit ontstaat dan een serene melodie die men ook in de twee andere ouvertures terugvindt. Een niet onbelangrijk feit, aangezien het bewijst hoezeer voor Dvořák de natuur de gemeenschappelijke noemer van alle menselijke gevoelens is; dit vormt de kern van zijn pantheïstische filosofie volgens dewelke alles een noodzakelijk onderdeel van de alomtegenwoordige moeder-natuur is. Langzamerhand doet het gevoel van gelukzaligheid, van een lichamelijk en moreel welbehagen zich gelden. Dit wordt steeds groter om tot een gevoel van pantheïstisch geloof uit te groeien, alvorens tot de onregelmatige geluiden en het clair-obscur van het begin terug te keren. Deze ouverture In de natuur bestaat uit bijzonder fijne sonore toetsen, uit sierlijke, dansende thema’s, uit intense en zachte opwellingen van leven alsook uit biddende melodieën. Het is met andere woorden tegelijk een bijzonder gevarieerd en evenwichtig werk wat zijn vorm betreft, als een oprecht en poëtisch stuk vanwege de boodschap die het uitdraagt.

 

Jean Sibelius, Concerto voor viool en orkest

De energie van de natuur draagt iedere noot van Sibelius’ oeuvre. Ook in zijn latere werken, waarin hij onder invloed van Tsjajkovski en Grieg zijn techniek had weten te verfijnen, is het haast onmogelijk om de meer klassieke opbouw van de thema’s los te koppelen van de organische ondergrond die hem door het Finse landschap was ingegeven.
In zijn Vioolconcerto laat Sibelius de solist een winters verhaal aanvangen, als een Scandinavische Sheherazade, met ingehouden spanning.

Twee tegengestelde sferen domineren het 'Allegro moderato': de ene hartstochtelijk en aards, de andere ijl en etherisch. In het gloeiende, lyrische 'Adagio di molto' treedt de solopartij van de eerste tot de laatste noot nobel en welbespraakt naar voren. In de 'Finale' zorgt een galopperend motief voor een quasi constante vitale bedding waarboven de solist vrijelijk in uitdagende technische bochten kan manoeuvreren. Helaas was dit er bij de creatie van het werk (1904) teveel aan. Sibelius, die in geldnood zat en op de onmiddellijke opbrengst van het werk zat te wachten, liet de geplande première een maand eerder doorgaan. Daardoor diende Willy Burmeister, de solist aan wie het werk was opgedragen, te worden vervangen door een vioolleraar aan de academie van Helsinki. Deze was niet tegen de taak opgewassen en de avond werd een fiasco. Sibelius weerhield haastig de partituur en bracht enkele ingrijpende wijzigingen aan, met name in het laatste deel. Deze definitieve versie kende haar première in 1905, met Karl Halir als solist en niemand minder dan Richard Strauss aan het hoofd van de Berliner Philharmoniker.

Ondanks deze geslaagde uitvoering kwam het werk nog steeds niet van de grond in het concertcircuit. Pas begin de jaren 1930, toen Jascha Heifetz met zijn legendarische interpretatie (die door EMI in 1935 op plaat werd vastgelegd) de voltallige muziekwereld verbaasde, werd duidelijk dat men met een niet te kloppen successtuk had te doen. De rest is, zoals men zegt, geschiedenis.

 

Carl Nielsen, Symfonie nr. 3

In 1889 kwam Nielsen, vers van het conservatorium, in dienst van het Deens Koninklijk Orkest. Dat kwam goed van pas voor zijn carrière als componist. Hij ontwikkelde een dwarskoppige stijl vol urgente ritmes en tonale dwaalwegen, die in eigen land niet onmiddellijk in de smaak viel. Het zou duren tot de premières in 1912 van zijn zangerige Derde symfonie en het virtuoze Vioolconcerto, op. 33, voor publiek en critici hem in de armen sloten.

Het symfonische oeuvre van Nielsen bevat weinig typisch Deense elementen. Het is doorgaans energiek, sterk ritmisch, harmonisch rusteloos. Noordse volksverhalen en melodieën ontbreken. Heel soms roept een partituur ruimtelijke en pastorale Deense landschappen op, met grote contrasten tussen licht en donker, zoals het tweede deel van de Derde symfonie (1912). Met nationalisme had dat volgens Nielsen echter niets te maken. 

De Symfonie nr. 3, op. 27"Sinfonia espansiva" kenmerkt zich door structurele helderheid en aandacht voor een beknopte vierledige structuur à la Haydn. De partituur zet in (Allegro espansivo) met een pulserend versnellend motief; met een groots, expansief thema zoomt Nielsen daarna zonder omwegen in op het heetst van de strijd. Toch tempert hij net als Jean Sibelius in zijn symfonieën de romantische pathos en heroïek. Na de expansieve drang van het eerste deel maakt Nielsen plaats voor een pastorale (Andante pastorale): idyllische melodieën maar mét een aantal passionele uithalen. Naar het einde van de beweging toe verweven twee woordeloze vocalises (sopraan- en baritonsolo) zich met het orkestraal palet. Een vredevolle, paradijselijke stemming van de natuur voor de zondeval. In het aansluitende intermezzo (Allegretto un poco) valt nog maar eens op hoe graag Nielsen de houtblazers solistisch inzet. Afsluiten doet deze symfonie met een hymnisch thema als bevrijdende finale (Finale. Allegro). Van de schaduwen en wanhoop die Nielsens latere symfonieën zouden kenmerken, is hier geen sprake. De première op 28 februari 1912 werd – samen met zijn Vioolconcerto, op. 33 – een succes. Het tweedelige concerto riep herinneringen op aan het barokke concerto grosso, waarmee het zich onderscheidde van Jean Sibelius’ in die tijd erg populaire Vioolconcerto, op. 74 (driedelig, met een veel prominentere rol voor het orkest).

teksten: archieven Bozar en Johan Van Acker

Michael Schønwandt

dirigent

De relatie van Michael Schønwandt met de stad Brussel dateert van in de jaren 1980: hij was toen enkele jaren lang eerste gastdirigent van de Muntschouwburg. In 1990 maakte hij zijn debuut bij het Belgian National Orchestra en na vele concerten als gastdirigent werd hij vorig seizoen benoemd als geassocieerd dirigent van het orkest. Buiten België staat Michael Schønwandt bekend als de man die maar liefst 11 jaar lang aan het roer van het Deens Koninklijk Orkest stond (het orkest van de opera van Kopenhagen). Daarnaast leidde hij ook het Berlijnse Sinfonie-Orchester, de Nederlandse Radio Kamer Filharmonie, de Beethovenhalle Bonn en als chef-dirigent van 2015 tot 2021 de opera van Montpellier.

Stephen Waarts

viool

De Nederlands-Amerikaanse violist Stephen Waarts studeerde viool aan de Kronberg Academy bij Mihaela Martin en aan het Curtis Institute in Philadelphia bij Aaron Rosand. Hij kreeg eveneens les van Itzhak Perlman in het Perlman Music Program. In 2014 won hij de eerste prijs bij de Menuhin Competition, gevolgd door de vijfde prijs bij de Koningin Elisabethwedstrijd in 2015. Stephen Waarts speelde reeds samen met gerenommeerde orkesten waaronder het Konzerthausorchester Berlin, het Chamber Orchestra of Europe, hr-Sinfonieorchester, Royal Philharmonic Orchestra en het Lucerne Symphony Orchestra. Naast zijn passie voor solo-optredens en kamermuziek bracht hij in november 2018 zijn lovend ontvangen debuutrecitalalbum uit bij Rubicon Classics, met werken van Schumann en Bartók.

Ecem Topçu

sopraan

De Turkse sopraan Ecem Topçu maakte haar Belgische debuut als Mädchen in Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny bij Opera Ballet Vlaanderen. Vorig seizoen was ze soliste in het Winterconcert - Mozart Viva la Libertà!, vertolkte ze het Vrouwenkoor in The Rape of Lucretia (Opera Ballet Vlaanderen / IOA) en zong ze Gilda/Rigoletto in het Grand National Theatre of Peru. Na het behalen van haar bachelordiploma klassieke zang aan het Staatsconservatorium van Ankara maakte ze in 2018 haar professionele debuut als Arsena in Der Zigeunerbaron bij Samsun Staatsopera en Ballet. In 2019 zong ze Susanna in Le nozze di Figaro eveneens in Samsun (Turkije).

Marcus Dawson

bariton

De in Australië geboren bariton Marcus Dawson studeerde af aan het Royal Academy of Music in Londen in 2022. Momenteel studeert hij bij Jens Søndergaard aan de Royal Danish Opera Academy. In de afgelopen maanden maakte hij zijn debuut als Masetto in een productie van de Royal Danish Opera Academy en als Papageno bij Arctic Philharmonia als onderdeel van het Arctic Opera Festival in Tromsø, Noorwegen.

Belgian National Orchestra

Het Belgian National Orchestra, opgericht in 1936, is de geprivilegieerde partner van Bozar. Het orkest staat sinds september 2022 onder leiding van chef-dirigent Antony Hermus en treedt op met solisten van wereldformaat als Hilary Hahn, Aleksandra Kurzak en Leif Ove Andsnes. Verder investeert het Belgian National Orchestra in de toekomstige generatie luisteraars en deinst het niet terug voor vernieuwende projecten, zoals recent met Stromae voor zijn nieuwe album Multitude. Het Belgian National Orchestra geniet de steun van de Tax Shelter van de Belgische Federale Overheid, de Nationale Loterij en Casa Kafka Pictures.

Konzertmeister
Alexei Moshkov

eerste viool
Sophie Causanschi ***
Isabelle Chardon *
Sarah Guiguet *
Maria-Elena Boila
Nicolas Deharven
Françoise Gilliquet
Philip Handschoewerker
Akika Hayakawa
Ignacio Rodriguez
Isabelle Rowland
Anne Leonardo
Paola Carmona
Keren Lorier

tweede viool
Pieter Jansen
Tatiana Koychurenko
Sophie Demoulin
Isabelle Deschamps
Hartwich D’Haene
Pierre Hanquin
Anouk Lapaire
Jacqueline Preys
Ana Spanu
Isabelle Dunlop
Louis Corral
Kolerta Annija

altviool
Marc Sabbah *
Dmitry Ryabinin*
Sophie Destivelle
Katelijne Onsia
Marinela Serban
Silvia Tentori Montalto
Edouard Thise
Nicolas Altieri
Fred Camacho

cello
Olsi Leka ***
Pierre Fontenella
Tine Muylle
Lesya Demkovich
Philippe Lefin
Uros Nastic
Harm Van Rheeden
Taras Zanchak

contrabas
John Van Leerop
Robertino Mihai ***
Serghei Gorlenko *
Svetoslav Dimitriev *
Miguel Meulders
Gergana Terziyska

fluit
Denis Pierre Gustin **
Laurence Dubar *
Nikolina Csiffary

hobo
Dimitri Baeteman ***
Arnauld Guittet **
Bram Nolf *

klarinet
Julien Beneteau **
Maxim Connoir *

fagot
Bert Helsen **
Bob Permentier **
Filip Neyens *

hoorn
Kristina Marscher- Turner
Jan Van Duffel *
Katrien Vintioen *
Bernard Wasnaire *
Dries Laureyssen

trompet
Leo Wouters ***
Andreu Vidal **
Ward Opsteyn *
Jeroen Bavin

trombone
Guido Liveyns ***
Bruno Debusschere **
Arno Trimaprudia
Wim Mattheeuwsen

tuba
Mathijs Van Rijswijk ***

pauken
Nico Schoeters ***

percussie
Koen Maes

*** aanvoerder
** eerste solist
* solist