Remember to turn down the brightness and mute your phone.

Terug naar het evenement

Chicago Symphony Orchestra & Riccardo Muti

11 Jan.'24
- 20:00

Henry Le Boeufzaal

Philip Glass (°1937)
The Triumph of the Octagon (2023)
Europese première

In opdracht van het Chicago Symphony Orchestra, met de genereuze steun van het Helen Zell Commissioning Program

Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809-1847)
Symfonie nr. 4, op. 90, “Italiaanse” (1830-1833)

  • Allegro vivace
  • Andante con moto 
  • Con moto moderato 
  • Saltarello: Presto

pauze

Sergej Prokofjev (1891-1953)
Symfonie nr. 5, op. 100 (1944)

  • Andante 
  • Allegro marcato 
  • Adagio 
  • Allegro giocoso

De Europese tournee van het Chicago Symphony Orchestra wordt genereus gesponsord door de Zell Family Foundation
 

Philip Glass, The Triumph of the Octagon

Toen Riccardo Muti jong was en opgroeide in het Zuid-Italiaanse stadje Molfetta, net ten noorden van Bari aan de kust van de Adriatische Zee, reisden hij en zijn familie ‘s nachts per koets naar Castel del Monte, het beroemde dertiende-eeuwse achthoekige kasteel dat op een rotsachtige heuvel staat en het Apulische platteland domineert. Ze arriveerden bij zonsopgang. “Toen ik de gordijnen opende," herinnerde Muti zich veel later, "zag ik tot mijn verbazing recht voor mijn ogen het kasteel dat gebouwd werd door de Heilig-Roomse Keizer Frederik II, als een enorme kroon uit de hemel gevallen, een opvallend zicht dat ik nooit ben vergeten." Gedurende zijn jaren als muziekdirecteur van het Chicago Symphony Orchestra hing er een foto van het Castel del Monte in Muti’s studio in de Orchestra Hall – een aandenken aan zijn kindertijd en een herinnering aan het stuk land dat hij nu bezit en dat hij graag bezoekt.

Toen Philip Glass in februari 2022 naar Chicago kwam voor de eerste uitvoering van zijn Elfde Symfonie onder leiding van Muti, zag Glass de foto aan de muur hangen. Hij en Muti raakten aan de praat, en op een manier die alleen mogelijk is wanneer twee creatieve geesten gecharmeerd zijn om elkaar te ontmoeten en elkaar beter te leren kennen, vormde die korte ontmoeting de inspiratie voor deze nieuwe compositie die Glass heeft geschreven voor Muti en het Chicago Symphony Orchestra.

Glass kwam voor het eerst naar Chicago in 1952. Hij was toen vijftien jaar en kon beginnen aan een uitzonderlijk programma van de Universiteit van Chicago dat studenten de kans gaf om hun laatste twee jaar van de middelbare school over te slaan en meteen een universitaire opleiding te beginnen. Hij vond al snel zijn weg naar het Chicago Symphony Orchestra, net toen het orkest begon te werken met de nieuwe muziekdirecteur Fritz Reiner en op het hoogtepunt van zijn kunnen speelde. Op vrijdagmiddag nam Glass de Illinois Central trein van Hyde Park naar de Orchestra Hall om een goedkoop studentenkaartje te kopen voor de matineeprogramma’s van het orkest. Vorig jaar – deze keer vanuit een loge – hoorde Glass voor het eerst zijn eigen muziek gespeeld door het orkest dat hij zeventig jaar eerder had bewonderd in Bartók en Stravinsky. The Triumph of the Octagon is het eerste werk dat hij schreef met het Chicago Symphony Orchestra in gedachten.

De titel The Triumph of the Octagon, verwijst naar de beroemde achthoekige plattegrond van het kasteel, met acht achthoekige torens op elk van de acht punten – een grondplan van uitzonderlijke precisie en zeldzaamheid in de dertiende eeuw. In 1996 werd Castel del Monte (het kasteel van de berg) benoemd tot UNESCO Werelderfgoed, als een uniek stuk middeleeuwse architectuur; het is ook de basis voor de labyrintische bibliotheek in Umberto Eco’s roman De naam van de roos en staat op de Italiaanse munt van 1 eurocent. Met de nieuwe partituur van Glass voegt het Castel del Monte zich bij de zeer kleine lijst van gebouwen die muziek hebben geïnspireerd – een muzikaal werk dat is opgebouwd uit aanhoudende akkoorden en golvende arpeggio’s in plaats van blokken kalksteen.

Philip Glass over The Triumph of the Octagon

In februari 2022 reisde ik naar Chicago voor uitvoeringen van mijn Symfonie nr. 11. Het was een sensatie om dit geweldige orkest en deze dirigent te horen in de zaal waar ik als student in het begin van de jaren 1950 kwam. Na die uitvoeringen praatten we over het schrijven van een nieuw stuk speciaal voor dit orkest: een 'Adagio voor Muti'. De uiteindelijke titel van het werk is geïnspireerd op een suggestie van Maestro Riccardo Muti over Castel del Monte, een dertiende-eeuws kasteel in Zuidoost-Italië.

Het mysterie van deze oude plek en de uniciteit van de geometrische verhoudingen, in het bijzonder de acht achthoekige torens, was een interessante katalysator. Hoewel ik muziek heb geschreven over mensen, plaatsen, gebeurtenissen en culturen, kan ik me niet herinneren ooit een stuk over een gebouw te hebben gecomponeerd. Wat duidelijk werd, was dat ik niet per se een stuk schreef over Castel del Monte, maar eerder over iemands verbeelding wanneer die zo'n plek in ogenschouw neemt.

Ik draag dit werk op aan Maestro Muti, ter ere van zijn vele successen als dirigent van het CSO en zijn belangrijke bijdragen aan de muziekwereld.

 

Felix Mendelssohn-Bartholdy, Symfonie nr. 4, op. 90, “Italiaanse”

Deze muziek hebben we aan Goethe te danken. Op zijn aanraden ging Mendelssohn immers naar Italië waar hij, getroffen door het landschap, de schittering van het zonlicht en de gemoedelijkheid van een voor hem onbekend volk, begon aan zijn symfonie in la groot – het product van een door de mediterrane geest bedwelmde noordelijke spirit. Mendelssohns grote reis, die twee jaar duurde met enkel de aanwijzingen van Goethe als gids, stelde hem in staat het hele leven in een nieuw perspectief te zien. In een brief aan zijn zus Fanny, merkte Mendelssohn met duidelijke verbazing op dat zijn nieuwe symfonie het “vrolijkste stuk is dat ik tot nu toe gecomponeerd heb".

Mendelssohn bezocht Goethe in mei 1830, vlak voordat hij aan zijn Italiaanse reis begon. Hij speelde elke dag piano voor Goethe. Soms koos hij zijn eigen muziek of werken van Bach en Weber; één keer probeerde hij – zonder succes – de tachtigjarige meester warm te maken voor de Vijfde Symfonie van Beethoven. Ze gingen uit elkaar, niet wetende dat het de laatste keer was dat ze elkaar zouden zien. Mendelssohn kwam op 9 oktober in Venetië toe. Maandenlang zwierf hij over het Italiaanse platteland en verbleef hij in Florence en Rome. Daar ontmoette hij Berlioz voor de eerste keer, maar hij vond de man interessanter dan zijn muziek.

Ondertussen begon de muziek vorm te krijgen. Op 20 december schreef Mendelssohn naar huis: “Na nieuwjaar ben ik van plan om opnieuw met instrumentale muziek aan de slag te gaan en een aantal stukken voor de piano te schrijven en waarschijnlijk ook een of andere symfonie, want er spookten er twee door mijn hoofd." Mendelssohn bleef tot Pasen in Rome om er de muziek in de Sint-Pieterskerk te horen en vertrok toen naar Napels, waar hij van plan was het Adagio te schrijven en zo de hele symfonie af te maken. “Als ik in mijn huidige stemming blijf," schreef hij kort na aankomst, “zal ik mijn Italiaanse symfonie... in Italië afmaken."

Toen Mendelssohn naar huis terugkeerde was deze symfonie echter nog niet klaar. Zelfs nadat de partituur voltooid was (in het kille Berlijn op 13 maart 1833) was Mendelssohn nog niet tevreden. In mei dirigeerde hij de Italiaanse Symfonie in Londen, maar legde het daarna weer op de plank, als een teleurstellend souvenir van zijn grote reis. Van tijd tot tijd haalde hij het naar boven en sleutelde eraan, maar nooit vond hij de muziek goed genoeg om de partituur naar zijn uitgever te sturen. Na Mendelssohns vroegtijdige dood in 1847 werden verschillende van zijn partituren, waaronder de Italiaanse Symfonie, eindelijk gepubliceerd, op grote schaal uitgevoerd en opgenomen in het repertoire.

Het is moeilijk voor te stellen wat Mendelssohn fout vond aan deze bijna perfecte symfonie. Misschien, zoals de Engelse criticus Donald Tovey suggereerde, “heeft een instinct dat dieper zat dan zijn bewuste zelfkritiek hem ervan weerhouden het te veranderen". De opening is een van de weinige in de muziekgeschiedenis die direct herkenbaar is door haar sonoriteit – snelle, vurig herhaalde blazersakkoorden die in beweging worden gezet door een gigantisch pizzicatogetokkel van de strijkers - nog voordat Mendelssohns beroemde, bruisende melodie op gang komt. De melodie zelf is een van de meest natuurlijke en ongeforceerde van de componist. Ze raast zonder ophouden over de heuvels en dalen van de beweging en vertraagt alleen om plaats te maken voor een mooie klarinetsolo.

Mendelssohn wachtte dus tot hij in Napels was om het bijzonder gracieuze en verheven Adagio te schrijven. De componist en pianist Ignaz Moscheles zei dat Mendelssohn zijn thema had ontleend aan Tsjechische pelgrims; Tovey hoorde eerder een religieuze processie door Napels trekken. Mendelssohn zelf gaf geen commentaar, ongetwijfeld in de veronderstelling dat muziek van zo’n overduidelijke schoonheid geen enscenering nodig had. Het derde deel – eerder een menuet dan een scherzo – is gekleurd met de karakteristieke lichte toets van de componist, waarbij vooral het sobere trio bewijst dat je serieuze dingen ook op een luchtige manier kan zeggen. Mendelssohn noemde zijn finale een ‘saltarello’ (de snelle en springerige Italiaanse volksdans); sommigen beweren dat het meer op de tarantella lijkt, die ooit voorgeschreven werd als remedie tegen de beet van de tarantula. In tegenstelling tot beide, en tegen de stroom in van vrijwel alle symfonische finales die Mendelssohn kende, begint deze dans in de mineur tonaliteit en blijft ze ook in mineur tot het laatste akkoord. Ondanks deze bittere ondertoon is het een briljant en beslissend slot.

 

Sergej Prokofjev, Symfonie nr. 5, op. 100

Sergej Prokofjev bracht de zomer van 1944 door op een groot landgoed dat door de Unie van Sovjetcomponisten ter beschikking werd gesteld als toevluchtsoord voor de oorlog en als een soort denktank. Prokofjev arriveerde vroeg in de zomer en ontdekte dat zijn collega’s Glière, Sjostakovitsj, Kabalevski, Chatsjatoerjan en Miaskovski er ook waren – dit was in feite een zomerkamp voor de meest vooraanstaande Sovjetcomponisten van die tijd.

Hoewel Ivanovo, zoals de plek werd genoemd, vaak werd aangeduid als een rusthuis, was er weinig vrije tijd nadat Prokofjev er zijn intrek had genomen. Hij hield er een strikt dagelijks schema op na – zoals hij zijn hele leven al deed – en hij begon dat ook aan de anderen op te leggen. “De regelmaat waarmee hij werkte verbaasde ons allemaal," herinnerde Chatsjatoerjan zich later. Prokofjev at zijn ontbijt, liep naar zijn studio om te componeren en plande zijn wandelingen en tennisspelletjes op de klok. ‘s Avonds stond hij erop dat de componisten bij elkaar kwamen om muzikale aantekeningen te vergelijken. Prokofjev was blij, en duidelijk niet verbaasd, dat hij meestal het meeste werk had om te tonen.

Het was een bijzonder productieve zomer voor Prokofjev. Hij componeerde zowel zijn Achtste Pianosonate als de Vijfde Symfonie voordat hij terugkeerde naar Moskou. De sonate wordt vaak gespeeld, maar het is de symfonie die misschien wel het bekendste en meest regelmatig uitgevoerde van al zijn werken is. Het was vijftien jaar geleden dat Prokofjevs nog een symfonie had geschreven, en zowel deze symfonie als de symfonie die eraan voorafging waren bijproducten van theaterstukken: de Derde Symfonie is muzikaal verwant aan de opera De vlammende engel, en de Vierde aan het ballet De verloren zoon. Sinds zijn Tweede Symfonie, voltooid in 1925, had Prokofjev geen puur abstracte symfonie – of een symfonie waarbij hij helemaal van een wit blad begon – meer gecomponeerd.

Hoewel het werk op het hoogtepunt van de oorlog werd geschreven, is Prokofjevs Vijfde Symfonie geen oorlogssymfonie in de traditionele zin van het woord – niet op de levendige en beschrijvende manier van Sjostakovitsj’ Zevende, gecomponeerd tijdens het beleg van Leningrad en geschreven, in de woorden van Carl Sandburg, “met het bloed van het hart", of zijn Achtste, die de verschrikkingen van de oorlog overdenkt. (Deze twee partituren dateren uit 1941 en 1943, kort voordat Prokofjev aan dit werk begon). Prokofjevs Symfonie nr. 5 is bedoeld om de menselijke geest te verheerlijken, “lovend over de vrije en gelukkige mens – zijn kracht, zijn vrijgevigheid en de zuiverheid van zijn ziel". Op zijn eigen manier maakt deze visie het een nog groter product van de oorlog, omdat ze ontworpen was om het Sovjetvolk te verheffen en te troosten. “Ik kan niet zeggen dat ik dit thema gekozen heb," schreef Prokofjev. “Het werd in mij geboren en moest zichzelf uitdrukken." Desalniettemin juichten de Russische autoriteiten zulke optimistische en overwinnende muziek toe; het had even goed een staatsbestelling kunnen zijn. In zijn autobiografie uit 1946 schrijft Prokofjev: “Het is de plicht van de componist om, net als de dichter, de beeldhouwer of de schilder, de rest van de mensheid te dienen, het menselijk leven te verfraaien en de weg te wijzen naar een stralende toekomst. Dat is volgens mij de onveranderlijke wet van de kunst." Het was ook de kunstwet die Sovjetcomponisten tijdens de oorlog geacht werden te omarmen, maar Prokofjev had niet zo’n krachtig en overtuigend werk als zijn Vijfde Symfonie kunnen schrijven als hij die woorden niet echt geloofde.

De Vijfde Symfonie zou onvermijdelijk bekend worden als een overwinningsfeest. Vlak voor de eerste uitvoering, die Prokofjev dirigeerde, kwam in Moskou het bericht aan dat het Russische leger een beslissende overwinning had behaald aan de Wijsel. Terwijl Prokofjev zijn dirigeerstok ophief, klonk in de verte het geluid van kanonnen. De première was dan ook een groot succes, waarbij de triomfantelijke toon van de muziek nog versterkt werd door het nieuws. Het was de laatste keer dat Prokofjev in het openbaar dirigeerde. Drie weken later kreeg hij een lichte hartaanval, viel van de trap in zijn appartement en liep een lichte hersenschudding op. Hoewel hij uiteindelijk herstelde, bleef Prokofjev de effecten van het ongeval voelen gedurende de resterende acht jaar van zijn leven.

Het eerste deel van de Vijfde Symfonie is intens en dramatisch, maar niet agressief of gewelddadig, zoals veel van de muziek die in die tijd werd geschreven. Het tempo is gematigd (Prokofjev schrijft ‘Andante’) en de muziek is over het algemeen lyrisch. Het scherzo daarentegen is snel en indringend, met een gevoel voor humor dat soms een scherpe, snijdende kant laat zien. Het derde deel is lyrisch en broeierig, zoals veel van Prokofjevs beste langzame muziek. Na een korte en sobere inleiding wijst de finale resoluut naar een stralende toekomst.

Phillip Huscher

Phillip Huscher schrijft de programmateksten voor het Chicago Symphony Orchestra

Riccardo Muti

muzikale leiding

Riccardo Muti, geboren in Napels, Italië, is een van de meest vooraanstaande dirigenten van deze tijd. Van 2010 tot 2023 was Muti de tiende muziekdirecteur van het Chicago Symphony Orchestra. Onlangs werd hij benoemd tot emeritus muziekdirecteur voor het leven, vanaf het seizoen 2023-24.
Zijn leiderschap onderscheidt zich door het sterke artistieke partnerschap met het orkest; zijn toewijding aan het uitvoeren van grote werken uit het verleden en heden, waaronder tot op heden zeventien wereldpremières; en twaalf opnames op het CSO Resound label, waaronder drie Grammy Awards. Voordat Muti muziekdirecteur van het CSO werd, had hij meer dan veertig jaar ervaring aan het roer van Maggio Musicale Fiorentino (1968-1980), het Philharmonia Orchestra (1972-1982), het Philadelphia Orchestra (1980-1992) en het Teatro alla Scala (1986-2005). Hij heeft nauwe en belangrijke banden met de Wiener Philharmoniker, waarmee hij sinds 1971 optreedt tijdens de Salzburger Festspiele.
Muti heeft talloze internationale onderscheidingen ontvangen. Hij is een Cavaliere di Gran Croce van de Italiaanse Republiek, Knight Commander of the British Empire, Officier van het Franse Légion d’honneur, Ridder van het Grootkruis Eerste Klasse van de Orde van Sint Gregorius de Grote en hij ontving het Duitse Verdienstkreuz. Muti ontving ook de Israëlische Wolf Prize for the Arts, de Zweedse Birgit Nilsson Prize, de Spaanse Prince of Asturias Award, de Oekraïense State Award, de Japanse Praemium Imperiale en Order of the Rising Sun Gold and Silver Star, en de Oostenrijkse Great Golden Decoration of Honor, evenals de Gouden medaille van het Italiaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken en de «Presidente della Repubblica» onderscheiding van de Italiaanse regering.

Voor meer informatie, bezoek riccardomuti.com, riccardomutioperacademy.com en riccardomutimusic.com.
 

Chicago Symphony Orchestra

Opgericht door Theodore Thomas in 1891, wordt het Chicago Symphony Orchestra (CSO) alom geprezen als een van ‘s werelds beste orkesten. Riccardo Muti, de tiende muziekdirecteur van het orkest van 2010 tot 2023, werd vanaf het seizoen 2023-24 levenslang benoemd tot emeritus muziekdirecteur. Jessie Montgomery is Mead-componist in residentie en Hilary Hahn is CSO-artiest in residentie. 
Het CSO heeft een enorm repertoire. De gerenommeerde musici geven jaarlijks meer dan 150 concerten in de Orchestra Hall van het Symphony Center in het centrum van Chicago en elke zomer op het Ravinia Festival in Highland Park. Het ensemble toert regelmatig nationaal en heeft sinds 1892 drieënzestig internationale tournees gemaakt. 
Liefhebbers over de hele wereld genieten van wekelijkse radio-uitzendingen van CSO-concerten en opnames via het WFMT Radio Network en online op cso.org/radio. CSO Resound, gelanceerd in 2007, is het met een Grammy Award bekroonde onafhankelijke platenlabel van het ensemble. Sinds 1916 hebben het Chicago Symphony Orchestra and Chorus een uitgebreide discografie opgebouwd die vierenzestig Grammy Awards van de Recording Academy heeft opgeleverd.
Het CSO maakt deel uit van de Chicago Symphony Orchestra Association (CSOA), die ook het Chicago Symphony Chorus, Civic Orchestra of Chicago, Symphony Center Presents, en het Negaunee Music Institute omvat, dat gemeenschaps- en educatieve programma’s biedt in het hele Chicagoland gebied. 
De Chicago Symphony Orchestra Association wordt gesteund door duizenden mecenassen, vrijwilligers en institutionele en individuele donateurs. De positie van Zell Music Director is eeuwigdurend gegeven door een gulle gift van de Zell Family Foundation. De Negaunee Foundation biedt eeuwigdurende ondersteuning aan het werk van het Negaunee Music Institute.

Riccardo Muti
Music Director Emeritus for Life
Jessie Montgomery
Mead Composer-in-Residence
Hilary Hahn
Artist-in-Residence

eerste viool
Robert Chen, concertmeester
The Louis C. Sudler Chair, endowed by an anonymous benefactor
Stephanie Jeong, tweede concertmeester
The Cathy and Bill Osborn Chair
David Taylor*, assistent-concertmeester 
The Ling Z. and Michael C. Markovitz Chair
Yuan-Qing Yu ‡, assistent-concertmeester 
So Young Bae
Cornelius Chiu
Gina DiBello
Kozue Funakoshi
Russell Hershow
Qing Hou
Matous Michal
Simon Michal
Sando Shia
Susan Synnestvedt
Rong-Yan Tang

tweede viool 
Baird Dodge, aanvoerder 
Danny Yehun Jin, assistent aanvoerder 
Lei Hou
Ni Mei §
Hermine Gagné
Rachel Goldstein
Mihaela Ionescu
Sylvia Kim Kilcullen
Melanie Kupchynsky
Wendy Koons Meir
Joyce Noh
Nancy Park
Ronald Satkiewicz
Florence Schwartz

altviool 
Teng Li, waarnemend aanvoerder 
The Paul Hindemith Principal Viola Chair
Catherine Brubaker
Youming Chen
Sunghee Choi
Wei-Ting Kuo
Danny Lai
Weijing Michal
Diane Mues
Lawrence Neuman §
Max Raimi

cello 
John Sharp, aanvoerder 
The Eloise W. Martin Chair
Kenneth Olsen §, assistent-aanvoerder 
The Adele Gidwitz Chair
Karen Basrak
The Joseph A. and Cecile Renaud Gorno Chair
Loren Brown ‡
Richard Hirschl
Daniel Katz
Katinka Kleijn
David Sanders
Brant Taylor

contrabas 
Alexander Hanna, aanvoerder 
The David and Mary Winton Green Principal Bass Chair
Alexander Horton, assistent-aanvoerder
Daniel Carson
Ian Hallas
Robert Kassinger
Mark Kraemer
Stephen Lester§
Bradley Opland
Andrew Sommer

harp 
Lynne Turner

fluit 
Stefán Ragnar Höskuldsson, aanvoerder 
The Erika and Dietrich M. Gross Principal Flute Chair
Yevgeny Faniuk, assistent-aanvoerder 
Emma Gerstein
Jennifer Gunn

piccolo
Jennifer Gunn
The Dora and John Aalbregtse Piccolo Chair

hobo 
William Welter, aanvoerder 
The Nancy and Larry Fuller Principal Oboe Chair
Lora Schaefer, assisten-aanvoerder 
Scott Hostetler

althobo 
Scott Hostetler

klarinet 
Stephen Williamson, aanvoerder 
John Bruce Yeh, assistent-aanvoerder 
Gregory Smith

kleine klarinet 
John Bruce Yeh

fagot 
Keith Buncke, aanvoerder 
William Buchman, assistent aanvoerder 
Miles Maner

hoorn 
Mark Almond, aanvoerder 
James Smelser
David Griffin
Oto Carrillo
Susanna Gaunt
Daniel Gingrich

trompet 
Esteban Batallán, aanvoerder 
The Adolph Herseth Principal Trumpet Chair, endowed by an anonymous benefactor
Mark Ridenour §, assistent aanvoerder 
John Hagstrom
The Bleck Family Chair
Tage Larsen
The Pritzker Military Museum & Library Chair

trombone
Jay Friedman, aanvoerder §
The Lisa and Paul Wiggin Principal Trombone Chair
Michael Mulcahy
Charles Vernon

bastrombone 
Charles Vernon
 
tuba
Gene Pokorny, aanvoerder 
The Arnold Jacobs Principal Tuba Chair, endowed by Christine Querfeld
 
pauken 
David Herbert, aanvoerder 
The Clinton Family Fund Chair
Vadim Karpinos, assistent aanvoerder 
 
slagwerk 
Cynthia Yeh, aanvoerder 
Patricia Dash§
Vadim Karpinos
James Ross

Bibliotheek 
Justin Vibbard, leiding 
Carole Keller
Mark Swanson
 


CSO fellows
Gabriela Lara, viool 
The Michael and Kathleen Elliott Fellow
Jesús Linárez,  viool 
Olivia Reyes, contrabas 

orkestmedewerkers 
John Deverman, directeur
Anne MacQuarrie, manager, CSO Auditions and Orchestra Personnel
 
podiumtechnici 
Christopher Lewis, stage manager
Blair Carlson
Paul Christopher
Ryan Hartge
Peter Landry
Joshua Mondie
Todd Snick

extra muzikanten 
Joseph Bricker, slagwerk 
Ying Chai, viool 
James Cooper, cello 
Julia Coronelli, harp 
Ian Ding, slagwerk 
Kelly Estes, klavier 
Kiju Joh, viool 
Dana Kelley, altviool 
Yukiko Ogura, altviool 
Hillary Simms, trombone
Linc Smelser, cello 
Judy Stone, cello 
Jennifer Strom, altviool 
Pavel Vinnitsky, klarinet 
Samuel Waring, hobo 
Steven White, slagwerk 

 * Assistent-concertmeesters zijn geordend volgens anciënniteit 
‡ On sabbatical
§ On leave

 

De functie van muzikaal directeur van het Chicago Symphony Orchestra wordt in eeuwigheid ondersteund door de Zell Family Foundation.
De stoelen van de Gilchrist Foundation en Louise H. Benton Wagner zijn momenteel onbezet.
De strijkerssectie van het Chicago Symphony Orchestra werkt met roterende zitplaatsen. Spelers aan de eerste pupiter (de eerste twee pupiters bij de violen) wisselen systematisch om de twee weken van plaats en worden alfabetisch vermeld. Ook de slagwerkers worden alfabetisch vermeld.