Remember to turn down the brightness and mute your phone.

Terug naar het evenement

Soloists of the Queen Elisabeth Music Chapel

21 Jan.'24
- 11:00

Henry Le Boeufzaal

Franz Liszt (1811-1886)

Tristia (transcr. door Liszt van "La Vallée d'Obermann"), S. 378c (1880) 

Bedřich Smetana (1824-1884)

Pianotrio nr. 1 in g, op. 15 (1855) 

 

Duur: ca. 45'

In samenwerking met de Muziekkapel Koningin Elisabeth

Liszt Tristia

Hoewel Franz Liszt bekendstaat als een uitzonderlijk virtuoos pianist en dito componist – een vernieuwer met complexe etudes en programmatische symfonieën – is zijn oeuvre heel wat complexer. Met name in zijn late werk (daterend uit de grosso modo laatste twintig jaar van zijn leven) valt er een radicale omslag te horen. Deze stukken worden gekenmerkt door een sterk introspectief en meditatief karakter, een diepgaande melancholie die het geheel doortrekt, fragiele melodieën die vaak op stilte uitlopen, complexe harmonieën die reeds op de twintigste eeuw anticiperen en een eerder gefragmenteerde structuur. Voorbeelden hiervan zijn het solopianostuk Nuages Gris (1881) en Via Crucis (1878-1879), een magistrale zetting van de kruisweg.

Tristia bevat op zijn beurt elementen uit beide periodes wat het tot een erg intrigerende compositie maakt. Het is immers een arrangement van een vroeger stuk: Vallée d’Obermann. Dit werk voor piano is afkomstig uit de eerste bundel van de Années de pèlerinage, drie bundels die Liszt schreef tussen 1835 en 1839 tijdens zijn reizen in Zwitserland en Italië. Voor Vallée d’Oberman vond de componist inspiratie in een gedicht van Lord Byron en vooral ook in de roman Obermann (1804) van de Franse vroeg-romantische auteur Étienne Pivert de Senancour (1770-1846). In deze briefroman volgen we het innerlijke leven van Obermann, een personage verscheurd door verveling en vervreemding. Het pianostuk geldt als een existentiële reflectie, expliciet gemaakt door de citaten voorafgaand aan de partituur. Liszt haalt onder meer de volgende woorden uit het boek aan: « Que veux-je ? Que suis-je ? Que demander à la nature ? ». De compositie valt uiteen in vier delen. Elk deel is gebaseerd op eenzelfde thema dat Liszt met een onuitputtelijke fantasie uitwerkt en transformeert. Na een somber en chromatisch openingsdeel, volgen een onverstoorbaar tweede deel in C, een qua toon opnieuw donker derde deel – gekenmerkt door overvloedige tremolo’s en virtuoos passagewerk – en ten slotte een sereen afsluitend deel.

Het was de Belgisch-Deense componist en dirigent Eduard Lassen (1830-1904), een leerling en vriend van Liszt, die in 1880 een eerste arrangement voor pianotrio maakte. Liszt had ondertussen een ambivalente relatie gekregen met zijn oude stuk en wenste het niet meer in zijn geheel te horen. Dit zorgde ervoor dat het arrangement verder werd aangepast. In de derde versie, omgedoopt tot Tristia, voerde Liszt verregaande structurele aanpassingen door. Zo begint het pianotrio met een aantal extra maten. Het nieuwe begin is enigmatisch en is met zijn uitpuring, donker karakter en onvoorspelbare harmonie typerend voor de  late stijl van Liszt. Verder laat de componist onder meer delen drie en vier uit het oorspronkelijk pianostuk weg en schrijft hij een nieuw einde. Dit is weerom eerder pessimistisch van toon. Op deze manier werpt het late arrangement een nieuw licht op Liszts oudere reflectie op het menselijk bestaan.

Smetana – Pianotrio nr. 1

Bedřich Smetana geldt samen met Antonín Dvořák en Leoš Janáček  als één van de grootste Tsjechische componisten. Smetana is voornamelijk bekend omwille van zijn programmatische muziek, waaronder Vltava (1874), beter bekend als De Moldau, en zijn opera’s. Naast grootschalige werken bevat zijn werk ook erg aangrijpende kamermuziek. Het eerste pianotrio in g is hier bij uitstek een voorbeeld van. Het werk kwam tot stand in 1855 en is gewijd aan de nagedachtenis van zijn oudste dochter Bedřiška, die op 6 september 1855 aan roodvonk bezweken was (een jaar eerder was ook al zijn tweede dochter Gabriela gestorven). De compositie kon niet rekenen op een enthousiaste reactie van het publiek, maar kreeg wel bijval van Liszt. Smetana herwerkte het stuk twee jaar later waarop het pas dertien jaar later in druk verscheen.

Het pianotrio bestaat uit drie bewegingen en een gemiddelde uitvoering duurt een dertigtal minuten. De eerste, sterk lyrische, beweging (Moderato Assai) in sonatevorm opent met een solo van de viool die meteen de toon zet voor de compositie. Het instrument speelt een thema gebaseerd op een dalende chromatische lijn, een compositorisch principe dat reeds sinds de barok uitdrukking geeft aan verdriet en pijn. Smetana zet het elegische thema extra in de verf door de instrumentatie: de violist speelt de solo op de de laagste klinkende snaar (G) die donkerder is qua klankkleur. Het tweede thema contrasteert sterk met eerste en is lichter van toon en diatonisch geconcipieerd. In de tweede beweging, Allegro, Ma Non Agitato, wisselt Smetana een opgewekte polkathema – afgeleid van het eerste thema uit beweging I – af met twee trio’s (muzikale secties die afwisselen met het hoofdthema): één met een pastorale sfeer en een tweede met een meer elegisch karakter. Dit laatste contrasteert sterk met de rest van de beweging door zijn sterk gepunte marsritme, de luidere dynamiek en een sterk akkoordische textuur. De componist past een gelijkaardige benadering toe in het afsluitende deel (Presto). Het hoofdthema van dit rondo is gebaseerd op Smetana’s eigen pianosonate in g (1846) en wordt gekenmerkt door een onophoudelijk voortstuwende energie en een markante ritmiek. Smetana wisselt het snelle deel thema af met een melancholische passage waarin de cello aanvankelijk de hoofdrol speelt alvorens de viool het dolcissimo e cantando overneemt. Op het einde van de beweging transformeert dit thema in een treurmars. Met een laatste herneming van het presto hoofdthema en een lang uitgesponnen climax eindigt het stuk in majeur. Zo vindt er een onverwachte en subtiele transfiguratie van het begingegeven plaats.

Cedric Feys

Trio Nebelmeer

Het Trio Nebelmeer werd in 2019 opgericht en bestaat uit Arthur Decaris (viool), Albéric Boullenois (cello) en Loann Fourmental (piano). De drie musici zijn vooral geïnspireerd door het romantische repertoire en vernoemden zich naar Caspar David Friedrichs emblematische schilderij Der Wanderer über dem Nebelmeer, een boegbeeld van de Duitse romantiek. Ze genoten les bij het Trio Wanderer, Claire Désert en Louis Rodde, en verdiepten zich daarnaast verder in het spel bij onder meer het Modigliani en Diotima kwartet. Het Trio Nebelmeer trok al snel de aandacht en werd uitgenodigd om te spelen op verschillende festivals, waaronder La Roque d'Anthéron, La Folle Journée in Warschau, en het Pianissimes festival. Het eerste album van het trio verscheen vorig jaar en is gewijd aan twee van Frankrijks meest illustere 19e-eeuwse componisten: Chausson en Saint-Saëns. Sinds september 2022 zijn ze artists in residence in de Muziekkapel onder leiding van Corina Belcea, Miguel da Silva & Jean-Claude Vanden Eynden.