Dominique De Groen meets Hilma af Klint

Script Spiral Séance 

[set-up: een cirkel van stoelen] 

[begin: iedereen staat recht in de cirkel] 

We manifesteren een beschermende cirkel: een barrière tussen ons en de directe omgeving, fysiek en temporeel. Een zone losgekoppeld van de materiële ruimte, waarin de energieën die we opwekken bewaard blijven. 

Sluit je ogen. 

Visualiseer je een kegel, een ronde piramide van energie. Haar basis is de kring die onze lichamen vormen, haar top een punt boven onze hoofden in het exacte centrum van de cirkel. 

De energie kan zich voor je geestesoog manifesteren als hel wit licht, als vlammen, als een zachte kleurrijke gloed. Laat het beeld zich natuurlijk aandienen. Probeer al je mentale energie erop te focussen, erin te kanaliseren. 

Ik roep de Energie op van het Noorden, de Machten van Aarde, en vraag hen om over dit ritueel te waken. 

Je ziet de donkere, kille grond, vochtig en glinsterend onder een harde film van ijskristallen. 

Je ziet de ingewanden van onderaardse gesteenten, permanente schemering in labyrintische minerale kronkels gewrongen. 

Als nevel rijst ze uit de bodem, een halfdoorschijnende Medusa, haar haar een kronkelend kluwen van glanzende zwarte slangen. 

Medusa, we groeten u en heten u welkom. 

 

Ik roep de Energie op van het Oosten, de Machten van Lucht, en vraag hen om over dit ritueel te waken. 

Zo ver het oog reikt zie je een vlakte van schroeiend zand, witheet onder de diepblauwe hemel. 

In de zinderende lucht komt Inanna trillend, oscillerend tot leven, haar gouden vleugels en pantser oogverblindend in de helle zon. 

Achter haar schijnen een achtpuntige ster en de smalle zilveren sikkel van een wassende maan. 

Loom van de hitte droomt om haar heen een formatie van gigantische leeuwen. 

Inanna, we groeten u en heten u welkom. 

 

Ik roep de Energie op van het Zuiden, de Machten van Vuur, en vraag hen om over dit ritueel te waken. 

Een kruispunt van paden en tijdlijnen openbaart zich in de koolzwarte vlam, in een verborgen plooi in het weefsel van de nacht. 

Een woud van brandende toortsen werpt groteske patronen van licht en schaduw op Hekates gezicht. 

Rond haar schieten genezende kruiden en giftige planten uit de grond, hun dampen branden gaten in de koele nachtlucht, in de sluiers nevel die glinsteren in het schijnsel van de volle maan waar de roedels wilde honden naar huilen, en door de openingen glijden vectoren van occulte krachten binnen in het ondermaanse. 

Hekate, we groeten u en heten u welkom. 

 

Ik roep de Energie op van het Westen, de Machten van Water, en vraag hen om over dit ritueel te waken. 

Door de peilloze, inktzwarte massa van de nacht zie je Neith zweven, kolken, obscuur sijpelen: een poreus, grillig lichaam zonder vaste vorm, zonder heldere contouren. 

Uit al haar openingen, al haar poriën gutst in een eindeloze stroom het slijmerige oerwater, de vloeibare matrix van het aardse leven. 

Neith, wever van kosmos en noodlot, we groeten u en heten u welkom. 

Ga zitten en sluit je ogen. 

Ontspan de spieren in je gezicht, in je kaak, in je voorhoofd. 

Ontspan je armen en je schouders. 

Ontspan je benen, je voeten. 

Adem diep in. 

Adem uit. Voel alle lucht uit je longen lopen tot je leeg bent. 

Adem in. 

Adem uit. 

Adem in. 

Adem uit. 

Voel de spanning je lichaam verlaten. Voel jezelf week worden. Smelten als een wassen kaars in de hitte van de vlam. 

Je ziet de kegel van energie, gloeiend, brandend, fonkelend in de duisternis. De kegel wordt een driedimensionale spiraal, hoe hoger hoe smaller de cirkels.  

Je staat op het laagste niveau van de vortex, de grootste, uiterste cirkel, en je voelt je lichaam licht worden. 

De zware aardse materie verliest zijn grip op je, je bent glad en glinsterend en geeft je over aan de stroom, laat je meevoeren, drijft opwaarts in de vloeiende draaikolk. 

Energie doorboort je, sijpelt binnen langs elke porie, vult de holtes tussen je organen, danst in iedere cel. Je lichaam wordt deel van het circuit. Je grenzen vervagen. Je voelt jezelf desintegreren, vloeibaar worden. 

Je bent niets meer dan licht en beweging. Moeiteloos glijd je door de dunne schil van de zichtbare realiteit. 

Je lekt de astrale zone in. 

De onderste regionen van het astrale vlak: een collectie gebroken, verwrongen fragmenten van onze wereld, als losse scherven van een lachspiegel in zwart glas. De duisternis is zwaar en stroperig als teer, de atmosfeer bijna solide. 

Richtingloos en moeizaam dwaal je rond, worstel je je door de viskeuze massa van het donker, de kleverige zone van halfzichtbare organische vormen. Iedere beweging die je maakt klinkt zompig en slijmerig, als een voet die zich met alle macht uit een verraderlijk moeras trekt. 

De hemel verschiet tot een vaal donkerbruin. Een onderaards fossiel lichaam strekt zich uit rondom je. Overal sluimert het, droomt het, genereert het onmogelijke plooien, magische portalen, vluchtige dimensies in de subterrane wereld. 

Een rilling sluipt door de dingen, een verschuiving diep in het chemische gebeente van de dag. Uit het kloppende oog van de spiraal lekt iets weeks en squishy dat uitdijt, dat alles om zich heen aanvreet en zacht maakt. Het glinsterende steenkoollichaam verliest zijn harde consistentie. Het begint te smelten, lost op in kleffe bruine turf, desintegreert verder tot natte rotte bladeren, verpulpt hout, plantaardige fragmenten die over miljoenen jaren onder onvoorstelbare druk en hitte gecomprimeerd en gefossiliseerd raakten.

Het ontvouwt zich, zwelt trillend terug tot leven. Je vloeit door de organische structuren, de bladeren en de wortels. Nerven geleiden je als grondwater. Oeroude krachten bevrijden zich uit hun fossiele kerker. Zonne-energie geaccumuleerd door lang-vergeten fotosyntheses wordt terug ontketend.

Je voelt de warme gloed van het zonlicht, groene vlekken en spikkels gefilterd door het gebladerte van reusachtige varens en geschubde palmen zo hoog als huizen. Je staat in een oeroud mangrovebos en overal kiemt het, schieten groene knoppen uit de modderige bodem. De lucht is zwaar, kleverig, bedwelmend. Ze ruikt naar bladeren en bloemen en vette, vruchtbare aarde. Een overweldigende explosie van leven. Miljarden torenhoge bomen rijzen uit het stille slijk, het donkere, borrelende, gistende water. Deeltjes gonzen in de lucht. Je kan het bijna horen: het ademen van de planten, het ruisen van sap door de stengels, de murmelende processen van fotosynthese.

Aan de hemel rijzen de eerste sterren, tussen de donkere glanzende bladeren zie je ze fonkelen door de mist: eenzame, bleke geesten van de soorten die van de glibberige takken van de boom des levens zijn gegleden en door de mazen van de tijd geglipt. Ondode nabeelden, echo’s, glinsterend gruis van de vooruitgang. De dodo, de Tasmaanse tijger, de trekduif, de Pyrenese steenbok, de Polynesische boomslak, de reuzenalk, de Chinese vlagdolfijn, de Kaua’i ’o ’o… De uitgestorven dieren flikkeren aan de nachtelijke hemel, spoken door de ether, ze janken zachtjes want ze zijn verdwaald, op de verkeerde plek en in de verkeerde vorm, ver weg van huis… En je voelt ze aan je trekken, een eenzame, wilde sensatie overspoelt je in golven, fantoompijn van scherpe klauwen die je vloeibare weefsel wanhopig omkneden tot een nieuwe, alternatieve stamboom, die telkens opnieuw smelt, desintegreert nog voordat hij vrucht kan dragen, voordat de eerste vlekjes korstmos zich op zijn schors hebben afgetekend… 

Je fluistert ze toe, de bange dieren, troost ze. 

Het kluwen van ledematen is warm maar rilt, gewelddadig en oncontroleerbaar als een lichaam dat stuiptrekt op het ritme van een koortsdroom. 

Iets trekt aan hen, trekt de weerloze glinsterende silhouetten naar boven. Ze worden meegezogen in de wervelende spiraal, een opwaartse draaikolk van spectrale gedaantes.  

Je glijdt tussen hen in, voelt vage impressies van zachte dons, dampende flanken, natte neuzen, krachtige maar kwetsbare vleugels, schubben en vliezen, veren en membranen en tanden en warm kloppend bloed geschroeid door het vervloekte brandmerk van een planetair geweld, uitgesmeerd over de eeuwen. Je verliest je, lost op in een spiraalvormige dans van vergeten lichamen die door elkaar dwarrelen. 

Langs de ringen van de vortex laat je je opwaarts voeren. Hemellichamen tollen om je heen, onbekende planeten in elke mogelijke vorm, sferen, hexagonale piramides, kubussen, icosaëders, antiprisma’s, sommige somber, dof en opaak, andere glinsterend als kristallen of luminescent en doorschijnend als kwallen in de diepzee. 

Je voelt iets scheuren. 

Het misselijkmakende geluid van organisch weefsel dat uiteengereten wordt krast de ether stuk. 

Je breekt door een onzichtbaar vlies en wordt overspoeld door licht. 

Nu schitteren de ijle hoogtes van het astrale vlak rondom je, iriserend in het licht van de hemellichamen.

Uit het turbulente oppervlak spiraalt de tempel hemelwaarts, sponzige oceaanrots die onophoudelijk muteert, verdraait, van vorm en materie wisselt: kronkelende groene rank die zich rond de seizoenen slingert, er het kleverige sap uitwringt en opslorpt tot ze zwelt, versteent tot een bont slakkenhuis, kleuren die als flinterdunne lagen conchyoline en calciumcarbonaat over elkaar heen schuiven, de organische matrix in een wenteltrap naar nergens gewonden, steeds strakker getrokken, steeds smallere maalstroom van elementen en mineralen, de dubbele helix van genetisch materiaal, de onyxen slang die zich rond het wereldei wikkelt, zich harder en harder aanschroeft tot de schaal barst, het oerslijm traag de kosmos in lekt…

De helixtempel steeds ijler: met iedere nieuwe gedaante, met iedere bocht werpt hij lagen materie af, breekt hij uit schillen van substantie, worstelt hij zich los uit het aardse krachtveld, een onverbiddelijk slopen van de wanden rond de spirituele zone waarvan de materiële kosmos slechts een gebroken echo is, een gefragmenteerde emanatie, iets wat ooit heel was en nu gebarsten, verbrokkeld, gespleten… 

*

Je nadert de top van de spiraal, zo immaterieel nu dat ze bijna volledig doorzichtig is.

Vanaf de hoogste, smalste ringen kijk je uit over het astrale veld, zijn stromende kleuren, de stralende lichtwezens die over de vlakken glijden.

Nu pas zie je en begrijp je dat het middelpunt van ieder lichaam, iedere molecule, ieder atoom, ook het centrum is van de kosmos, het knooppunt waar fysieke en spirituele vectoren elkaar raken, zich onlosmakelijk met elkaar verstrengelen… Iedere entiteit doorkruist door onzichtbare krachten, doorboord door scherpe bundels astraal licht, de strata van logge materie geïnterlinieerd met een helwit schijnsel. De werelden vloeien dooreen als bloed en slijk, lopen onophoudelijk in elkaar leeg. Via ketens van magische symbolen stromen kosmische energieën van de kleinste naar de grootste schaal, van het onzichtbare naar het zichtbare. 

Occulte links tussen dimensies, tussen micro- en macrokosmos. 

Geheime vouwlijnen waar het universum zich binnenstebuiten keert. 

Astraal licht doordrenkt de kosmos, naait de materiële en spirituele werelden aan elkaar.  

Het sijpelt in onze lichamen als regen in de aarde en maakt ze vruchtbaar. 

Op het astrale vlak zie je de objecten vanuit alle perspectieven tegelijk, ze openbaren al hun zijdes en holtes in één oogopslag, de binnenkant van een solide lichaam net zo zichtbaar als het oppervlak. Ieder aspect van ieder deeltje is even helder. 

De grillige rotsen die uit het landschap steken zijn geen inerte massa’s steen, je kijkt door hun buitenste schil in hun diepe minerale wezen, je ziet het vibreren en pulseren van de kleinste deeltjes, de astrale materie die eraan kleeft als een sticky zachte gloed, eromheen zwermt, ieder korreltje steen interpenetreert. 

Door de ether zweven miljoenen partikels, micro-organismen, emanaties die in de fysieke dimensie voor het blote oog onzichtbaar zijn maar die zich hier openbaren als ragfijne sluiers van glinsterende stofjes in onmogelijke kleurschakeringen. 

Je zwerft over de diafane geometrische vlakken. De astrale materie wolkt rusteloos om je heen. De bodem waarover je glijdt is een chaos van constant muterende vormen, efemeer als bellen in kokend water. Menselijke en dierlijke gedaantes scheuren zich los uit de kolkende massa maar worden nooit aparte entiteiten, lossen onmiddellijk weer op in het geheel, als golven op het oppervlak van een meer waarover een winterstorm raast. De gedachten en gevoelens van de mensheid kneden de materie in een eindeloze processie van vormen: een onophoudelijke globale stream of consciousness, gereflecteerd in groteske, woelige distorties. 

Naast deze collectieve, ondifferentieerbare stroom van affecten die het decor boetseren, zie je ook individuele gedachten de ether boven het astrale vlak doorkruisen: objecten met een specifieke vorm en kleur, roze wolken affectie, gele slangen van ambitie, rode bliksemschichten woede, groene cilinders jaloezie, turquoise vlokken sympathie, en eindeloos complexe variaties en combinaties om iedere emotionele nuance te belichamen.  

De gedachten zweven, versmelten met elkaar, desintegreren, krimpen, zwellen. Ze zwermen om je heen als muggen, hechten zich aan je vast, bekleden je met een vloeiende, holografische mantel, een spel van wervelende, glinsterende kleuren, zoals in de nevel van een waterval wanneer de ochtendzon erop schijnt. 

Rond ieder astraal lichaam hangt een ovale massa van lumineuze mist, spiralen en fractalen all the way down, een schors van affecten als de schil rond een ei… 

Je nadert de top van de vortex, het vacuüm in het oog van de spiraal. 

Maar wat je voor lege ruimte had gehouden, blijkt nu een solide massa met een onvoorstelbare dichtheid: een klomp samengeklitte, gecomprimeerde spiralen, een duisternis zo intens dat ze al het licht opslorpt. De zichtbare realiteit ligt er losjes overheen gedrapeerd, zo insubstantieel in vergelijking, fijn en gewichtloos als spinrag. 

In het centrum van het massieve niets hangt een gigantische ovale vorm, tollend en sneeuwwit stralend in de duisternis. 

Het is een zonnestelsel, een bacterie, een plantaardige en een dierlijke cel, een zaadje dat voor je ogen openbarst en ontkiemt, glanzende dunne stengels en wortels uitwerpt naar iedere hoek van het vlak.  

Het is het wereldei, de matrix van het universum. In de oermaterie in het ei wervelen miljarden potentiële krachten en vormen, latent en sluimerend tot het astrale licht inslaat als een bliksemschicht en ze tot leven wekt, het ei breekt en in stukken deelt. Uit de barsten in de schil lopen slierten slijmerige dooier waaruit nieuwe takken van de boom des levens groeien, de spiraal spat uit elkaar en overal gutst het, spoelt het over de solide blokken leegte, zwelt het aan tot stroperige rivieren waar de glinsterende dode dieren komen drinken, en langzaam, langzaam zal het stollen, indikken, tot een nieuwe, getransformeerde wereld, een rijke bodem waarin alles nog kan groeien… 

Je voelt jezelf zwaar worden, wegzakken in de warme, vette, vruchtbare modder. 

Langzaam laat je je naar beneden glijden, langs de kiemen en de wortels, langs de brokstukken van de gebroken spiraal waarrond zich nu reeds plantaardige tentakels slingeren, langs de kapotte dieren die begraven zijn in de aarde en eindelijk rusten. 

Je zinkt en zinkt tot je niet verder kan, tot je je voeten op de grond voelt, de stoel onder je. 

Je glijdt je lichaam in. 

Voor je geestesoog zie je de kegel van energie langzaam desintegreren. De energie die we hebben opgeroepen, de transformaties die we hebben gemanifesteerd, drijven de wereld in, verspreiden zich over de vier windrichtingen. 

Energie van het Noorden, Machten van Aarde, Medusa, we danken u voor uw aanwezigheid. We groeten u en heten u vaarwel. 

Energie van het Oosten, Machten van Lucht, Inanna, we danken u voor uw aanwezigheid. We groeten u en heten u vaarwel. 

Energie van het Zuiden, Machten van Vuur, Hekate, we danken u voor uw aanwezigheid. We groeten u en heten u vaarwel. 

Energie van het Westen, Machten van Water, Neith, we danken u voor uw aanwezigheid. We groeten u en heten u vaarwel. 

De cirkel is geopend. 

Nawoord 

Mijn tekst is een script voor een rituele performance, een poëtische geleide meditatie, geïnspireerd door het werk van Hilma af Klint. Tijdens het schrijven had ik enkele schilderijen uit haar Urchaos-reeks in het achterhoofd. Die reeks maakt deel uit van de Schilderijen voor de Tempel, die af Klint tussen 1906 en 1915 maakte in opdracht van het bovennatuurlijke wezen Amaliel. Tijdens séances stond af Klint in contact met boodschappers uit de astrale dimensie, de zogenaamde Hoge Meesters, met namen als Ananda en Teohatius. Het waren deze entiteiten die de Schilderijen voor de Tempel via haar maakten, aan haar dicteerden: naar af Klints eigen zeggen gebruikten ze haar als een medium, een geleider voor hun visie. De volledige reeks telt 193 werken en was volgens de astrale gezanten bedoeld voor een nog te bouwen spiraalvormige tempel, die gevuld zou worden met schilderijen die de geestelijke wereld en de spirituele evolutie van de mensheid evoceerden. 

Urchaos, een van de vele subreeksen van de Schilderijen voor de Tempel, telt 26 schilderijen. De spiraal is een wederkerend motief in deze werken, wentelt zich steeds opnieuw naar de oppervlakte. Af Klint hanteerde een complex systeem van symbolen en tekens in haar werk, waarvoor ze in haar notitieboekjes een soort lexicon ontwikkelde: een vocabularium van gelaagde, constant verschuivende betekenissen. Zo ontstond er een netwerk van geheime symbolen en codes, waarin alles met elkaar verbonden is via een ingewikkeld weefsel van correspondenties. Ik zie hierin een manier, een vastberaden en stelselmatige methode om mysterie en verborgen betekenissen te herintroduceren in een onttoverde wereld: de symbolen als magische tekens, portalen naar occulte dimensies, en af Klints schilderijen als een boodschap uit een realiteit die nog niet in kaart is gebracht. Dit andere rijk, het astrale vlak, waarvan de gemiddelde sterveling hooguit glimpen heeft opgevangen in dromen of hallucinaties, evoceert af Klint op abstracte wijze in haar werk. 

In af Klints betekenissysteem staan spiralen—vaak biomorf: slakkenhuizen, schelpen, ranken van planten—symbool voor evolutie, groei, vooruitgang en transformatie. Maar eerder dan om biologische evolutie, de oorsprong en ontwikkeling van de soorten, gaat het om een spirituele progressie. Af Klint was sterk beïnvloed door Theosofie, de spirituele filosofie die in de late 19e eeuw werd gepopulariseerd door Hélène Blavatsky. Volgens deze esoterische leer houdt zo’n spirituele evolutie bovenal een terugkeer in naar een teloorgegane, gebroken eenheid, het herenigen van schijnbare dualiteiten (geest en materie, micro en macro, licht en duister, binnen en buiten, mannelijk en vrouwelijk), krachten die ooit één waren maar die kort na de creatie van de kosmos uit elkaar werden gerukt. De Theosofische evolutie is een progressie richting het bovennatuurlijke. Het aardse is volgens dit wereldbeeld niets meer dan een stoffelijke echo van de geestelijke dimensie. Alles in het zichtbare, fysieke universum is louter een emanatie van de spirituele orde. 

De spiraalvormige tempel, die uiteindelijk nooit is gematerialiseerd maar die deze spirituele evolutie zou hebben belichaamd, evoceer ik in de séance. Ik heb me deels gebaseerd op boeken die ook af Klints praktijk hebben geïnformeerd: Theosofische klassiekers als Charles Leadbeaters The Astral Plane (1895), dat beschrijvingen bevat van het astrale vlak die geregeld erg psychedelisch aandoen, en Thought-Forms (1901) van Leadbeater en Annie Besant, over de materiële vormen die gedachten en emoties aannemen, hoe affecten zich manifesteren als belichaamde entiteiten. Daarnaast heb ik er ook een aardse, ecologische dimensie in verweven, een dunne donkergroene draad van planten, steenkool, de geesten van uitgestorven diersoorten. Wat gebeurt er met de spirituele evolutie op een planeet waar het leven steeds meer precair wordt, de kloof tussen tegengestelden net meer en meer uitgesproken? Bestaat er een ritueel om de wonden te helen, een andere mogelijke aarde en toekomst te manifesteren? 

 

Dominique De Groen