V. De Doncker - Gravure du Palais des Beaux-Arts d'Alphonse Balat - Musées Royaux des Beaux-Arts

Geschiedenis

Het paleis van Alphonse Balat

In 1880 werd in Brussel een eerste Paleis voor Schone Kunsten gebouwd, het latere Museum voor Oude Kunst.

Het idee om een Paleis voor Schone Kunsten te bouwen in Brussel is bijna even oud als de oprichting van de Belgische Staat zelf, in 1830. Al heel vroeg was de overheid zich immers bewust van het gebrek aan tentoonstellingsruimte in de hoofdstad. Er bestond weliswaar al een voorloper van wat later de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België zou worden, maar het behoorde toen niet tot de opdracht van dit soort instelling om ook tijdelijke tentoonstellingen te organiseren. 

Om dit tekort te verhelpen, werd in 1856 een commissie opgericht die de kwestie van de bouw van een Paleis voor Schone Kunsten moest onderzoeken. Dit initiatief liep met een sisser af. In 1870 werd een tweede commissie opgericht die tot taak had “de bouw te onderzoeken van een gebouw bestemd voor nationale tentoonstellingen van Schone Kunsten en Nijverheid, alsook voor muzikale plechtigheden en grote openbare ceremonies”.  

Het project mondde uiteindelijk uit in de oprichting van een gebouw door architect Alphonse Balat, in de Regentschapsstraat 3. De werkzaamheden begonnen in 1874 en werden voltooid in 1880, ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van België. Gedurende zes jaar, vanaf de inhuldiging van het gebouw tot in 1886, vond er een indrukwekkende reeks concerten en lezingen plaats, naast bijna veertig tentoonstellingen waarop alle stromingen uit die tijd vertegenwoordigd waren – van de meest conformistische kunstkringen en kunstenaars tot de toenmalige avant-garde met Les XX of Constantin Meunier.  

In 1886 werd beslist het Museum voor Oude Kunst, dat tot dan in het Paleis van Karel van Lotharingen was gehuisvest, naar de lokalen van het Paleis voor Schone Kunsten (de voormalige naam van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten) te verhuizen, terwijl de lege zalen bestemd werden voor het Museum voor Moderne Kunst en de tijdelijke tentoonstellingen in de hoofdstad. 

Het Museum voor Moderne Kunst drong steeds meer de tentoonstellingszalen binnen, in die mate zelfs dat de Brusselse kunstkringen begin 20e eeuw de bouw van een nieuwe permanente locatie voor hun tentoonstellingen begonnen te eisen.