Inauguration de la grande salle de concerts, le 19 octobre 1929 - Albert Ier, Elisabeth, Charles, Marie-José, Henry Le Boeuf

Geschiedenis

Het tweede paleis: een koninklijk idee

1913-1914

Koning Albert I en koningin Elisabeth gaven Adolphe Max te kennen dat ze een tempel wilden laten oprichten, gewijd aan de kunsten.

Aan het begin van de 20e eeuw beschikte Brussel niet over een noemenswaardige tentoonstellingsruimte voor levende kunstenaars, noch over een symfonische concertzaal met internationale allure.

In 1913 ontboden koning Albert I en koningin Elisabeth van België de burgemeester van Brussel, Adolphe Max, in het paleis van Laken voor een gesprek. Het koninklijk paar maakte hem de wens kenbaar “een tempel” te willen oprichten, “gewijd aan muziek en plastische kunsten, waar de diverse esthetische uitingen van ons nationale leven zich in een gepaste omgeving kunnen ontplooien [1].” De koningin had een passie voor muziek. Ze woonde vaak concerten en opera’s bij, musiceerde ook zelf en volgde viool bij de virtuoos Eugène Ysaÿe. Ze zou trouwens voor vele musici een belangrijke mecenas zijn.

Het architecturale project van het Paleis voor Schone Kunsten werd toevertrouwd aan François Malfait, de architect van de Stad Brussel. Op 10 juli 1914 bezorgde Malfait de Stad een volledig uitgewerkt plan, met gevels in 18e-eeuwse stijl. Aldus werd de continuïteit met de gebouwen aan het Koningsplein verzekerd. Het project ging echter niet door als gevolg van de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog.

 


[1] Uit de inhuldigingstoespraak van Adolphe Max op 4 mei 1928.