Victorina Eeckello

Gepubliceerd op

Plezier in elke noot

Ontmoeting met Victorina Eeckeloo

De jonge mezzosopraan is nu terug in haar gieboortestad voor een heerlijk recital met werk van grote namen zoals Monteverdi, Vivaldi en Händel, maar ook van minder bekende namen zoals Giovanni Picchi en Barbara Strozzi, nochtans een van de grootste vrouwelijke componisten van de barok.

Dit artikel kadert in

Bozar Next Generation: 25 jaar

Je komt uit Brussel - hoe voelt het dan om in Bozar te spelen? 

Als geboren en getogen “Brusseleir” vind ik het super om in Bozar te mogen zingen. Van jongs af aan kwam ik naar concerten luisteren en tentoonstellingen bezoeken. Het is voor mij een enorm inspirerende, bruisende en dynamische plek, heel dicht bij waar ik woon, maar met een heel brede blik op de wereld. Het voelt een beetje als een thuismatch spelen, maar het is ook een uitdaging, want op de podia van Bozar hebben de grootste musici gespeeld en gezongen. Ik wil dan ook laten horen dat ik dat podium waard ben. 

 

In je programma breng je werk van bekende en iets minder bekende componisten. Probeer je altijd een evenwicht hierin te vinden? 

Laten we zeggen dat zo’n evenwicht tussen bekend en minder bekend werk voor mij niet meteen een doel op zich is. Waar ik wel sterk op focus, is om een programma als een afgerond geheel samen te stellen. Ik vind het altijd minder boeiend als er geen lijn te vinden is tussen de werken die op een concert gespeeld worden. Om dat te vermijden, ga ik op zoek naar wat bij elkaar past en waar toch de nodige variatie in zit. Dit concert zet de Italiaanse solocantate op het menu en laat drie facetten van het genre zien, van drie verschillende componisten uit drie verschillende generaties. Tussen de solomadrigalen van Monteverdi en de laatbarokke solocantates van Vivaldi staat werk van Barbara Strozzi. Zij is de minst bekende van de drie, maar haar inbreng is heel persoonlijk: compacter, lyrischer en toch direct. Haar muziek laat dus een ander facet van het genre horen. Ook voor het publiek is het boeiend om bekende en minder bekende werken te horen. De ene zorgen voor herkenning, de minder bekende werken tonen de veelzijdigheid van ons culturele erfgoed en laten toe om bepaalde dingen opnieuw te ontdekken. En als die zoektocht naar een consistent programma uitmondt in een evenwichtig geheel, dan is dat uiteraard meegenomen. 

 

Met Phyllis Bartholomeus en Bart Naessens breng je twee klinkende namen mee uit de oude muziek. Hoe kwam de samenwerking tot stand en hoe voelt het om samen te musiceren? 

Phyllis ken ik al van jongs af aan. We zaten in dezelfde muziekacademie en we hebben nog samen kamermuziek gespeeld. We musiceren nog steeds met hetzelfde enthousiasme van toen, maar we hebben ondertussen veel bijgeleerd. Met Bart ben ik in contact gekomen toen ik een goede klavecinist zocht. Bij de eerste repetitie was het duidelijk dat ik te maken had met een basso continuo-speler van het eerste uur: stevig, betrouwbaar en iemand die muziek maakt. Ik ben dus heel blij om dit programma te kunnen vertolken met musici waarmee het klikt. Dat klinkt misschien een beetje cliché, maar het is belangrijk dat je kunt musiceren vanuit een positief elan. We hopen dan ook dat we datzelfde positieve elan ook met het publiek kunnen delen. 

 

Heb je een favoriete compositie? 

Dat is een moeilijke vraag. Eigenlijk is mijn favoriete compositie altijd het werk dat ik aan het zingen ben. Een van mijn docenten ging zelfs verder en zei: “Het lied dat je zingt, moet je graag zingen. Maar het is niet genoeg dat je van het lied als geheel houdt, je moet ook van elke passage evenveel houden en die alle met evenveel plezier zingen”. Los daarvan heb ik een zwak voor de muziek van Händel en Rossini. Niet toevallig twee componisten die schitterende dingen voor de lage vrouwenstem geschreven hebben. Daarnaast ontdek ik graag het hedendaagse repertoire. Dat is niet altijd de meest toegankelijke muziek, maar het opent onze oren voor nieuwe, frisse klanken. 

 

Wat is je grootste droom? 

Zingen, en de mogelijkheid om een artistiek en een integer resultaat te kunnen brengen. Tot voor corona werkte ik jaarlijks een persoonlijk, artistiek project uit, waarbij ik telkens een nieuwe compositie creëerde. Ik hoop dat ik die draad weer kan oppikken en dat er concertorganisatoren zijn die de moed blijven hebben om dergelijke projecten te steunen. Dat is essentieel, want dromen in de wereld van de muziek kan je maar realiseren dankzij de medewerking van concertorganisaties. Een ander deel van die droom bestaat erin om mijn stem zowel technisch als muzikaal nog verder te ontwikkelen, want de zoektocht naar meer nuances, meer zeggingskracht mag dan oneindig zijn, ik wil die zo ver mogelijk bewandelen. 

Tenslotte hoop ik nog veel te kunnen zingen en daarmee de luisteraars te mogen raken en hen een stuk schoonheid aan te bieden, en emotioneel te verrijken. Het mooie aan muziek is precies dat verdiepende, zingevende aspect.