Gepubliceerd op - Ursula collective

Voor een nieuw verlangen

Laura Mulvey in close-up

Laura Mulvey bezoekt in mei Bozar in kader van de Chantal Akerman-tentoonstelling. Ze toont haar films, spreekt over Akerman en over haar eigen werk. Het Antwerpse collectief Ursula treedt in haar voetsporen en brengt een leesclub samen om haar canonieke tekst ‘Visual Pleasure and Narrative Cinema’ uit 1975 te lezen.

Mulvey’s schrijven en denken kregen vaak vorm door gedachten uit te wisselen met andere makers en denkers en door samen teksten te lezen. Haar leesgroep heette History Group of soms Feminist Studies Group, de onze heet Ursula en is eigenlijk een collectief vrouwelijke filmmakers. Mulvey beschouwt de tekst zelf als een experiment dat tot stand kwam midden in of aan de zijlijn van een rijke, opkomende experimentele filmcontext. Het leek dus niet meer dan logisch dat een vrouwencollectief er vandaag opnieuw mee aan de slag gaat. Ursula is een collectief waar samen gekeken, gedacht en georganiseerd wordt. Onze bijeenkomst rond Mulveys tekst maakte duidelijk dat ook samen lezen tot fijne inzichten leidt.

In de jaren voor de publicatie van het essay maakte Mulvey kennis met het werk van Joyce Wieland, Yvonne Rainer en Chantal Akerman. Ze ontdekte er krachtige stemmen die tonen wat een counter-cinema kan zijn. Een tegen-cinema die nodig was om de tot dan toe te mannelijke, te eenzijdige blik tegen te spreken, oftewel: om John Bergers male gaze af te wenden. De term is door Mulvey geïntroduceerd en meteen gecanoniseerd in filmstudies. In haar tekst wil de filmwetenschapper het voyeuristische en fetisjistische plezier van het kijken onderuit halen, zoals die in mainstream cinema als vanzelfsprekend gold. Ze toont hoe (individuele) mannelijke toeschouwers en mannelijke acteurs drager zijn van de blik, en hoe vrouwen in film steeds de ontvanger van die blik zijn. Mulvey toont hoe de seksistische status quo in de samenleving en in de Hollywoodcinema van de jaren veertig en vijftig zichzelf en elkaar in stand houden. Ze steunt daarvoor op de ideeën van Freud en Lacan omdat zij de lust van het kijken uitdiepen in een psychoanalyse die de vrouw geen toegang geeft tot de ‘symbolische orde’ van de wereld waarin betekenis wordt gecreëerd. De psychoanalyse werd al snel fallocentrisme verweten, die Mulvey dus in staat stelde om diezelfde structuren in cinema bloot te leggen. Hollywood en Freud gaan met andere woorden heel goed samen.

In ons gesprek waren we het er al snel over eens dat de cinema die Mulvey graag vervangen ziet vandaag gewoon standhoudt en dat de klassieke narratieve cinema, met zijn geijkte machtsstructuren en rolpatronen, enkele trendy tweaks kreeg, maar in de kern ongewijzigd is. Wieland, Rainer of Akerman hebben zich in diezelfde tijdlijn nooit echt van de term ‘counter-cinema’ weten los te maken. En hoewel Akerman ondertussen de eerste plaats heeft veroverd in de tienjaarlijkse peiling van Sight and Sound, komt dat zeker niet doordat ze zich plots zou hebben uitgedrukt in een stijl die een grotere massa beroerde. Ze hield geen rekening met categorieën en behield een non-conformistische stijl die haar werk intussen alleen maar sterker maakt. Mulvey was even compromisloos. De hoop op een nieuwe cinema zit volgens haar in een ‘totale negatie’ van het klassiek narratieve, zoals in het meeste van Akermans werk het geval is. En als er dan toch een verhaal verteld moet worden, werkt ze elke conventie met alle macht tegen.

Feminisme, sterke vrouwen & Hollywood

Een totale negatie klinkt heftig. Waar moet het dan naartoe? Twee dagen voor ons Mulvey-gesprek nodigde Ursula-oprichtster Alex Schuurbiers onderzoeker Marion Wasserbauer uit om een korte lezing feminism 101 te geven. We dachten samen na over wat de term feminisme allemaal kan betekenen. Het werd duidelijk dat ‘feminisme’ een flinke lading te dekken heeft, en dat het voor sommigen samenvalt met wat we nu ‘woke’ noemen, dat het een meer puristische inslag kan hebben en zich streng focust op de plaats van de vrouw in de wereld, dat het pluralistisch benaderd kan worden en in het algemeen voor een meer gelijke samenleving ijvert. Veelbelovend is daar de ‘intersectionele’ weg die het feminisme inslaat, waarbij de beweging inhaakt bij andere bewegingen om samen ongelijkheid op basis van welke hokjes dan ook te nivelleren. Het feminisme dat een onderscheid maakt op basis van ras, klasse, gender, religie of handicap, is in die zin een onvolgroeid feminisme. Tijd heeft gelukkig aangetoond dat het feminisme een mobiel activisme is, dat leert en corrigeert. In een interview in Another Gaze uit 2018 maakte Mulvey zelf de opmerking over haar essay uit 1975: “In the years since, I’ve thought of questions of race and the invisibility of African American performers and talent in Hollywood and how it was really an apartheid cinema.

Ook haar feminisme beweegt. Bovendien gaat het nooit om het ontkennen of verwerpen van een verleden, wel over het ontdekken van nieuwe vormen van kunst, nieuwe grenzen of een nieuwe ‘taal van verlangen’, want het moet gezegd: er is geen tijd geweest waarin mensen meer op beelden belust waren dan nu. Tijd dus om te zorgen dat die beelden niet steeds dezelfde ideologieën en structuren bewaren, want maar al te vaak betekent feminisme dat vrouwen eenvoudigweg net hetzelfde moeten kunnen doen als wat mannen doen en dat blijkt ook te kloppen: ook vrouwen kunnen op macht beluste etters zijn, zie Hillary Clinton of Margaret Thatcher en in het filmuniversum Lydia Tár.

Tár, de film van Todd Field met Cate Blanchett in de rol van lesbische dirigente die hoogstwaarschijnlijk machtsmisbruik pleegde, kon niet overal op begrip en waardering rekenen. ‘Midden in’ de emancipatie van de vrouw kan je vrouwen, laat staan queer vrouwen, toch niet zo afschilderen, met dezelfde macht en hetzelfde ego en dezelfde leugens als een man op een troon. De film is nochtans geen poging om vrouwen stiekem in diskrediet te brengen, wel een poging om na te denken over macht. 

Het is uiteraard goed dat vrouwen een zelfvertrouwen vinden dat hen in staat stelt met even grote laarzen of op hoge hakken door het leven te stappen, maar er is vooral nood aan minder voetengestamp. Iemand zoals Béyonce wil zich bewijzen in een wereld die naar neoliberale, superkapitalistische normen is ingericht, met een grote focus op individueel succes en status. Anderen uitbuiten maakt daar ontegensprekelijk deel van uit, houdt ongelijkheid in stand en zo krijgt Beyoncés welwillende, protserige girlpower-feminisme snel een zure nasmaak. 

Het feminisme dat door glazen plafonds wil breken, dat boven anderen uit wil groeien, dat zich eigenlijk een man waant – in de sociale constructie die we van een ‘man’ gemaakt hebben – heeft weinig met vrouwelijkheid – evengoed een sociaal construct – te maken. Daarmee schiet het feminisme zijn doel voorbij. Het probleem dat Mulvey vaststelt in een homogene, illusoire cinema die mannen in een actieve rol zet en vrouwen in een passieve is perfect omkeerbaar zonder veel aan de onderliggende (machts)structuren te veranderen. Het was voor Mulvey een ‘laag’ bovenop het voyeurisme, het fetisjisme en de identificatie van de kijker met wat hij/zij/hen op beeld ziet, maar het is op dit moment vooral noodzakelijk om voort te denken in die derde laag: in termen van macht. Susan Sontag herhaalde in On Women wat Virginia Woolf in de jaren dertig zei: “the fight to liberate women is the fight against fascism”. Beide auteurs waren de ‘intersectionaliteit’ voor concludeerden dat er geen onderscheid kan bestaan in ‘vrijheid’. Niemand is vrij, tot iedereen vrij is.

Cinema bevrijden

Cinema en bij uitbreiding de hele beeldcultuur van haar machtsverhoudingen bevrijden, is een goede, antifascistische start. Cinema bevrijden staat volgens Mulvey gelijk aan “leaving the past behind without rejecting it, transcending outworn or oppressive forms, or daring to break with normal pleasurable expectations in order to conceive a new language of desire”. Door een heel nieuwe taal van verlangen te ontdekken, door de blik te verbreiden, raakt ze aan wat Sontag in de (geschreven/gesproken) taal ontwaarde, namelijk dat seksisme of het patriarchale denken in de constructie/grammatica van taal verankerd zit en dat we daaraan moeten morrelen om verandering te brengen in wat we ermee doen.

Mulvey suggereert hetzelfde te (blijven) doen voor cinema en ook daar te kijken naar essentiële bouwstenen van cinema, zoals tijd en ruimte en het bepalen van een blik: “To free the look of the camera into its materiality in time and space and the look of the audience into dialectics, passionate detachment.” Het doel is om elke gekende verhouding tussen beeld en kijker te vervormen, het voyeurisme en het identificatieproces te verstoren. Klassieke actief-passiefrelaties in narratieve cinema zijn te dominant, te makkelijk, te eenzijdig en hebben te veel invloed op de vandaag zoveel bredere beeldcultuur waarover nog veel geschreven kan en moet worden. De samenleving is ondertussen verdubbeld tot een digitale plaats waar bijna iedereen lijdt aan scopofilie (‘kijklust’) en waar de illusionistische kracht van cinema doorwerkt in de dagelijkse beeldenstroom op sociale media of in series zonder einde.

Ondanks dit alles… hoef je Hollywood en andere vormen van conventionele cinema niet overboord te gooien, je kan er zelfs net als Mulvey en Ursula gewoon fan van zijn en blijven. Maar films die zichzelf nu feministisch noemen, nemen vaak genoegen met het omgekeerd invullen van bekende vakjes, zonder aan de structuur te raken. Weg met die vakjes, zei Mulvey al in de jaren 1970, en herhalen wij graag en luidkeels. Subversie!

 

Zaten mee aan de tafel: Jana Coorevits, Ans Mertens, Chloé Op de Beeck & Kathy Vanhout

Met verrijkende diepgang en doordachte analyse zorgt Fantômas in samenwerking met Bozar voor contextualisering van hun filmprogramma, en voor een rustpunt bij het kijken.