Belgian National Orchestra, Hermus & Karg
18 Okt.'24
- 20:00
Henry Le Boeufzaal

Richard Strauss (1864-1949)
Vier letzte Lieder, TrV 296 (1948)
- Frühling
- September
- Beim Schlafengehen
- Im Abendroth
Pauze
Gustav Mahler (1860-1911)
Sinfonie Nr. 7, e-Moll „Lied der Nacht" (1904-1905)
- Langsam - Allegro
- Nachtmusik I
- Scherzo: Schattenhaft
- Nachtmusik II
- Rondo-Finale
Einde van het concert voorzien om 22u10
Weinig thema’s spreken zo tot de verbeelding als de nacht. Componisten, schrijvers en andere kunstenaars vonden in de nacht niet alleen droomtaferelen, troost en liefde, maar evengoed angst, dreiging en de dood. In de oeuvres van Richard Strauss en Gustav Mahler bekleedt de nacht, en vooral dan in connectie met ondergang en dood, een centrale plaats. Niet alleen vanuit biografisch oogpunt werden ze met de nachtkant van het leven geconfronteerd, evengoed voelden ze beiden, nochtans vier decennia van elkaar verwijderd, dat de wereld waarin ze opgroeiden en leefden, aan de vooravond stond van een bepalende omwenteling.
Strauss – Vier letzte Lieder
De titel van Richard Strauss’ Vier letzte Lieder is wat ongelukkig. Deze vier liederen voor sopraan en orkest zijn niet de laatste compositie van Strauss, en eigenlijk niet eens zijn laatste liederen. Wat de Vier letzte Lieder wel zijn – en daarvoor blijkt hun titel dus wel geschikt –, is het muzikaal testament van een vierentachtigjarige componist die twee Wereldoorlogen van dichtbij had meegemaakt, successen en kritieken had ervaren, en moest opboksen tegen een tijdsgeest waar hij geen voeling meer mee had. Het bruisende enthousiasme waarmee Strauss in zijn vroege symfonische gedichten en opera’s het Europese toneel veroverde, heeft hier plaats geruimd voor de laatste bedaarde overpeinzingen van een oude man die berust in zijn lot.
Richard Strauss (1864-1949) groeide op in een muzikaal en tamelijk welgesteld gezin in München. Al op jonge leeftijd ontpopte hij zich tot een getalenteerde componist en dirigent, en zag hij zich gedwongen om een standpunt in te nemen over de muzikale vernieuwingen aan het begin van de twintigste eeuw. Door zijn modernistische opera’s als Salome en Elektra werd Strauss beschouwd als een grote muzikale vernieuwer, maar in latere werken leek hij op zijn stappen terug te keren en de traditionele tonaliteit opnieuw te omarmen. In een carrière die bijna acht decennia omspande, blonk Strauss als componist uit in alle denkbare genres en vormen. Liederen voor stem en orkest lijken niettemin een zwaartepunt te zijn van zijn oeuvre, met de Vier letzte Lieder als onbetwist hoogtepunt. De vier liederen worden steevast als een cyclus uitgevoerd, maar of dat ook Strauss’ bedoeling was, blijft onduidelijk (een vijfde lied, Malven, dat wellicht wél het laatste lied van Strauss is, werd niet georkestreerd, en Nachts werd nooit voltooid). Na Strauss’ dood in september 1949 publiceerde zijn vriend Ernst Roth de vier liederen als een cyclus onder de titel die vandaag nog steeds gebruikelijk is.
Strauss schreef zijn Vier letzte Lieder een jaar voor zijn dood, en dat is hoorbaar. Het hoogromantische post-wagneriaanse klankbeeld dat hij zich sinds enkele tientallen jaren had aangemeten, weerklinkt nog steeds, maar vertoont niet langer de strijdlust van de Strauss van Tod und Verklärung of Also sprach Zarathustra. De drie liederen Frühling, September en Beim Schlafengehen componeerde Strauss in de zomer van 1948, na het lezen van de gelijknamige gedichten van Hermann Hesse. Terwijl Frühling nog krachtdadig klinkt, als een schildering van de frisse lentezon in verschillende gemoedstoestanden, maakt September de overgang naar de herfst van het leven. Minder levendig dan het voorgaande lied, lijkt September meer een reflectie op het leven dan een expressie ervan. In Beim Schlafengehen klinkt voor het eerst echte vermoeidheid door. Zowel tekst als muziek laten aanvoelen dat net zoals de dag moet eindigen, het leven dat weldra ook zal doen. Die gedachte beheerst ook het laatste lied, Im Abendrot, dat Strauss reeds in mei 1948 had geschreven op tekst van Joseph von Eichendorff. In een niet te missen beeldspraak, die het einde van de dag verbindt met het einde van het leven, contempleert de uitgestrekte melodie uit de lange orkestrale inleiding en het naspel een laatste maal over het leven, en laat het dat uiteindelijk los.
In zijn Vier letzte Lieder toont Strauss zich een componist met een ontzaglijk grote muzikale bekwaamheid en ervaring. In een harmonisch buitengewoon rijke context stuwen gezwollen melodieën het werk naar prachtige climaxen. Richard Strauss was de laatste grote romanticus. Zijn nostalgische toegevingen aan de laatnegentiende-eeuwse muzikale praktijk werden hem wel eens kwalijk genomen, maar de meeslepende en verfijnde kracht van zijn muziek drijven alle achterliggende esthetische voorkeuren naar de achtergrond.
Mahler – Zevende Symfonie
Als er één symfonie van Gustav Mahler (1860-1911) is waar kenners en liefhebbers op blijven kauwen, is het wel zijn Zevende. Door sommigen geroemd als zijn meest vooruitstrevende, blijft ze tot op heden bij het brede publiek nog grotendeels onbekend. Net als de Zesde is ook Mahlers Zevende een enorm werk, dat qua orkestratie groots is opgevat en vijf monumentale delen omspant. Het openingsdeel schippert tussen vertrouwen en diepe treurnis, de drie middelste roepen een nachtelijke sfeer op die ook door Mahler als dusdanig werd aangeduid, en de finale klinkt buitengewoon triomfantelijk. De spanningsboog die de Oostenrijkse componist over deze vijfdelige symfonie legt, is ronduit indrukwekkend: als geheel klinkt deze Zevende als een worsteling met existentiële duisternis die eindigt in ongebreidelde triomf.
Wie de muziek van Mahler wil begrijpen, kan niet om zijn turbulente levensloop heen. Zijn voortdurende worsteling met de thematieken van de dood en de nacht heeft immers een pijnlijk autobiografische kant: tijdens zijn kinderjaren verloor hij acht van zijn broers en zussen. Ondanks het feit dat de thematiek hier dus een tastbare vorm aanneemt, bleef Mahler in zijn muziek altijd weg van een expliciete verklanking van buitenmuzikale gebeurtenissen. Het cliché wil dan wel dat Mahler met elk van zijn tien monumentale symfonieën “de wereld wilde verklanken”, die verklanking kreeg niet op een letterlijke manier gestalte, maar op abstracte wijze. Mahler geloofde, volledig in lijn met de laatromantische muziekfilosofie, dat muziek emoties kan overbrengen die het gesproken woord of zelfs het verstand overstijgen. Voor Mahler geldt muziek met andere woorden als een abstractere en hogere vorm van filosofie. In zijn symfonische werken maakt hij een studie van de moderne mens in een groeiend besef dat onmacht en onrechtvaardigheid een noodzakelijk onderdeel zijn van het menselijke bestaan.
De muzikale uitwerking van die idee verleent aan Mahlers muziek een op het eerste gezicht bijna humoristisch kantje, dat vooral als sarcasme bedoeld is. De helderheid en diatoniek van de vroege romantiek worden hier verstoord door pastiche-achtige opwellingen die met een ruwe ondertoon de naïviteit van de romantiek aan de kaak stellen. Die tweeslachtigheid weerspiegelt de gespletenheid van de Weense culturele context aan het einde van de negentiende eeuw. Onder een oppervlakte van pracht en praal groeide in de Oostenrijkse hoofdstad het besef dat een bepaald wereldbeeld barsten vertoonde en dat aan de politieke ideologische stabiliteit in de regio weldra een eind zou komen. Weinigen capteerden dat latente gevoel van onrust beter dan Mahler. Waar zijn zogenaamde Wunderhorn-symfonieën (de Eerste, Tweede en Derde) nog enigszins gestoeld waren op het idealisme van de romantiek, lijken de symfonieën uit Mahlers middenperiode (de Vijfde, Zesde en Zevende) de onttovering van het modernisme recht in de ogen te kijken.
Volgens zijn vrouw Alma voltooide Mahler zijn Zevende “in één ruk” in de zomer van 1905, nadat hij het jaar voordien al beide Nachtmusik-bewegingen had geschreven. Zijn drukke dirigeercarrière belette hem om buiten de zomermaanden te componeren, maar zodra hij zich afzonderde, kwam de inspiratie vanzelf. Anticiperend op een creatieve writer’s block trok Mahler zich voor een keer niet terug in zijn villa aan de Wörthersee, maar in de Dolomieten. In een brief uit 1910 aan Alma beschreef hij zijn plotse vlaag van inspiratie voor de Zevende als volgt:
Gedurende twee weken kwelde ik mezelf tot wanhoop toe, zoals je je wel herinnert, tot ik wegvluchtte naar de Dolomieten! Daar hetzelfde liedje, en uiteindelijk gaf ik het op en ging ik naar huis, ervan overtuigd dat de zomer verloren was. (…) Ik stapte in de boot om overgeroeid te worden. Bij de eerste slag van de roeispanen schoot me plots het thema (of eerder het ritme en de stijl) van de introductie tot de eerste beweging te binnen, en binnen de vier weken had ik het eerste, derde en vijfde deel volledig voltooid!
Op het moment van voltooiing van de Zevende was Mahlers Zesde symfonie nog niet in première gegaan, en pas op 19 september 1908 zou de Zevende voor het eerst weerklinken, nadat hij nog talloze details in de orkestratie had gewijzigd.
Bij de première werd door enkele bewonderaars de ondertitel Nachtwanderung (nachtelijke omzwerving) gesuggereerd. Hoewel Mahler die ondertitel niet expliciet onderschreef, dekt ze wel de lading: de luisteraar komt waanbeelden, droombeelden en moeilijk te onderscheiden thema’s tegen, tot een spectaculaire zonsopgang verlossing brengt. Ondanks dergelijke omschrijvingen, enkele specifieke aanwijzingen in de partituur en een paar schaarse wenken in zijn briefwisseling vallen de symfonieën uit Mahlers midden- en late periode minder eenduidig te interpreteren dan zijn vroegere Wunderhorn-symfonieën. Bovendien is de grens tussen oprechte inspiratie en ironische pastiche vaak flinterdun. Zeker is dat Mahler zich bij het componeren van de beide Nachtmusik-passages (delen II en IV) liet inspireren door de poëzie van Josef von Eichendorff, op wiens verzen Richard Strauss het laatste van zijn Vier letzte Lieder componeerde. Ook in Mahlers geval kan dit enkel wijzen op een vlaag van nostalgie naar een tijd waarvan hij goed besefte dat die onherroepelijk voorbij was.
In het eerste deel ontwikkelen enkele flarden van thema’s, met prominent het dubbel gepunteerde ‘roeiritme’ in dialoog met een trage treurmars, zich tot een mooie romantische melodie, die echter nooit de ruimte krijgt om zich volledig te kunnen ontplooien. “Hier raast de natuur”, schreef Mahler op het manuscript. Enkele vogelimitaties zetten die beschrijving kracht bij. De losse en vooral ietwat dwarse omgang met tonaliteiten maakt van Mahlers Zevende een scharnierwerk: niet toevallig noemde de vroegtwintigste-eeuwse revolutionair bij uitstek, Arnold Schönberg, deze symfonie “uiterst transparant”.
Het tweede deel draagt de veelzeggende titel Nachtmusik. Het is erg waarschijnlijk dat Mahler zich hier liet inspireren door De Nachtwacht van Rembrandt, een werk dat een grote indruk op hem had gemaakt toen hij in 1904 het Rijksmuseum bezocht. In Rembrandts schilderij stapt een schare mensen door de slecht verlichte nacht bijna in de richting van de toeschouwer. Ook Mahlers biograaf Richard Specht beschreef deze beweging als een “processie van een spookachtige garde, schrijdend op langvergeten marsritmes en droeve liederen van weleer”. Minstens even belangrijk is echter Mahlers gebruik van een muzikaal chiaroscuro: het voortdurend schakelen tussen afgelegen toonaarden en het vermengen van majeur en mineur als in een spel met licht en donker produceren een sterk desoriënterend effect. Dialogerende hoorns, koebellen en kwetterende houtblazers dragen bij tot een pastorale, lichtjes griezelige atmosfeer.
Het centrale Scherzo doet in verschillende opzichten dienst als de spil van het werk. Geflankeerd door de twee Nachtmusik-delen doet dit scherzo het duisterste aan. Een aanvankelijk keurige Weense wals, niet toevallig het symbool bij uitstek van de plaatselijke welvaart, wordt hier op groteske wijze geparodieerd tot ze ontspoort en ontaardt in een haast duivels tafereel. Mahlers betiteling Schattenhaft (“schaduwachtig”) is misschien wel een understatement. Ook het Trio dat plots verschijnt, met de houtblazers in de hoofdrol, wordt geplaagd door een voortdurend onrustige ondertoon.
In de tweede Nachtmusik, met de veelzeggende aanduiding Andante amoroso, brengt Mahler zijn orkest terug tot een kamermuzikale proportie. Bovendien introduceert hij twee erg ongewone instrumenten, een gitaar en een mandoline, die dit intermezzo een erg originele kleur verlenen en bij momenten een intimistische sfeer scheppen. Enkele lyrische solo’s versterken het serenade-karakter, dat rust brengt na het helse Scherzo. Opnieuw liet Specht zich verleiden tot een uitgesproken romantische beschrijving van dit deel, als “vol zoete stemmen van liefde, geheimzinnig gefluister, het kabbelen van fonteinen en het wuiven van lindenbomen op het maanverlichte plein van een schilderachtig oud dorpje.”
De finale van Mahlers Zevende stelt de luisteraar voor een vraagstuk. Enerzijds is de betekenis glashelder: na vier nachtelijke taferelen brengt een haast verblindende zonsopgang een nieuwe dag en nieuwe hoop. Muziekcritici van een oudere generatie, met hun voeling voor de romantische geplogenheden, begrepen deze finale inderdaad op die manier. Jongere critici voelden de drang om de haast compromisloze blijmoedigheid te doorprikken: “enkel in het theater kan de lucht zo blauw zijn boven het veld”, schreef een van hen. Men kan zich inderdaad afvragen of deze grandioze finale in do-groot (een bij Mahler hoogst ongebruikelijk toonaard) wel de uitkomst kan zijn van de complexe puzzel die eraan vooraf gaat. Een dergelijke muzikale en interpretatorische ambivalentie typeert Mahler, en werkt ook op het metaniveau van de symfonische vorm zelf. De componist lijkt hier de typische finale-vorm van een symfonie te hekelen, waarin aan het einde de hele knoop ontward wordt. Een dergelijke lezing verklaart ook de eigenaardige vorm van deze symfonie: Mahlers meest experimentele symfonie beweegt zich niet lineair voort, maar blijkt opgebouwd uit concentrische cirkels. De turbulente, luidruchtige buitenbewegingen omkaderen de twee Nocturnes, die op hun beurt het onheilspellende Scherzo insluiten. Zo voert Mahlers nachtelijke omzwerving de luisteraar niet eenduidig van de donkerte naar de klaarte, maar blijft de componist insisteren op de onontkoombare realiteit van een voortdurende schemering.
Arne Herman
1. Frühling
Tekst: Hermann Hesse
In dämmrigen Grüften
träumte ich lang
von deinen Bäumen und blauen Lüften,
Von deinem Duft und Vogelsang.
Nun liegst du erschlossen
In Gleiß und Zier
von Licht übergossen
wie ein Wunder vor mir.
Du kennst mich wieder,
du lockst mich zart,
es zittert durch all meine Glieder
deine selige Gegenwart!
In schemerige krochten
droomde ik lang
van jouw bomen en blauwe luchten,
van je geur en vogelzang.
Nu lig je als ontsloten
met glans en sier,
van licht overspoeld
als een wonder voor mij.
Je kent me weer,
je wenkt me teer.
het siddert door al mijn leden
van jouw zalige aanwezigheid!
2. September
Tekst: Hermann Hesse
Der Garten trauert,
kühl sinkt in die Blumen der Regen.
Der Sommer schauert
still seinem Ende entgegen.
Golden tropft Blatt um Blatt
nieder vom hohen Akazienbaum.
Sommer lächelt erstaunt und matt
in den sterbenden Gartentraum.
Lange noch bei den Rosen
bleibt er stehn, sehnt sich nach Ruh.
Langsam tut er
die müdgeword'nen Augen zu.
De tuin treurt.
koel zijgt in de bloemen de regen.
De zomer miezert roerloos,
zijn einde tegemoet.
Als goud druppelt blad na blad
uit de hoge acacia neer.
De zomer glimlacht verbaasd en mat,
in de stervende droomtuin.
Lang nog bij de rozen
blijft hij staan, smachtend naar rust.
Langzaam doet hij zijn
moegekeken ogen toe.
3. Beim Schlafengehen
Tekst: Hermann Hesse
Nun der Tag mich müd' gemacht,
soll mein sehnliches Verlangen
freundlich die gestirnte Nacht
wie ein müdes Kind empfangen.
Hände, laßt von allem Tun,
Stirn, vergiß du alles Denken.
Alle meine Sinne nun
wollen sich in Schlummer senken.
Und die Seele, unbewacht,
will in freien Flügen schweben,
um im Zauberkreis der Nacht
tief und tausendfach zu leben.
Nu de dag mij moe heeft gemaakt,
wens ik smachtend
de vriendelijke sterrennacht
als een vermoeid kind te ontvangen.
Mijn handen, ik laat ze niets meer doen
mijn hoofd, vergeet al het denken.
Al mijn zintuigen willen nu
zich sluimerend verminderen.
En onbewaakt wil mijn ziel
in vrije vlucht gaan zweven
om in de toverkring der nacht
diep en duizendvoudig te leven.
4. Im Abendrot
Tekst: Joseph von Eichendorff
Wir sind durch Not und Freude
gegangen Hand in Hand;
vom Wandern ruhen wir
nun überm stillen Land.
Rings sich die Täler neigen,
es dunkelt schon die Luft.
Zwei Lerchen nur noch steigen
nachträumend in den Duft.
Tritt her und laß sie schwirren,
bald ist es Schlafenszeit.
Daß wir uns nicht verirren
in dieser Einsamkeit.
O weiter, stiller Friede!
So tief im Abendrot.
Wie sind wir wandermüde--
Ist dies etwa der Tod?
Wij zijn door nood en vreugde
hand in hand gegaan;
en rusten na het dwalen samen
hier in de stilte van het land.
Rondom ons buigen de dalen zich;
het donkert al in de lucht.
nog stijgen er twee leeuweriken
na-dromend in de schemering.
Kom, laat ze maar fladderend zingen.
dra is het slapenstijd.
Hier mogen we niet verdwalen
in deze eenzaamheid.
Die weidse zwijgende vreedzaamheid,
gedompeld in het avondrood.
Hoe zeer zijn we ’t wandelen nu moe-
is het ten dode toe?
Antony Hermus
muzikale leiding
Antony Hermus is chef-dirigent van het Belgian National Orchestra en eerste gastdirigent van zowel het Noord Nederlands Orkest als de Britse Opera North (Leeds). Na studies piano bij Jacques de Tiège en directie bij Jac van Steen en George Fritzsch, begon hij zijn carrière aan het Theater Hagen, waar hij al snel opklom van repetitor tot muziekdirecteur. Van 2009 tot 2015 was Antony Hermus muziekdirecteur in Dessau, waar hij onder andere zijn eerste Ringcyclus dirigeerde. Voor zijn werk in Dessau werd hij door het Duitse magazine Opernwelt maar liefst drie jaar op rij genomineerd als ‘dirigent van het jaar’. Vandaag dirigeert Antony Hermus alle grote Nederlandse orkesten. Ook buiten Nederland is hij een veelgevraagd gastdirigent. Enerzijds voor operaproducties (Stuttgart, Strasbourg, Gothenburg, Komische Oper Berlin, Opéra de Paris studio, Essen en de Nederlandse Reisopera), anderzijds voor concertengagementen (Royal Philharmonic, BBC Scottisch en Danish National Orchestra, het Orchestre National de Lyon, Bamberg Symphony, Melbourne Symphony, Oregon Symphony). Antony Hermus is daarnaast ook gastdocent aan het Conservatorium van Amsterdam en artistiek adviseur van het Nederlandse Nationaal Jeugdorkest.
Christiane Karg
sopraan
De Duitse sopraan Christiane Karg studeerde aan het Mozarteum in Salzburg bij Heiner Hopfner en in de liedklas van Wolfgang Holzmair. De voorbije jaren was ze onder andere te horen als Pamina/Die Zauberflöte (Covent Garden London, Opéra de Paris, Hamburger Staatsoper), als Susanna/Le nozze di Figaro (Lyric Opera Chicago, Metropolitan Opera New York, Bayerische Staatsoper), als Mélisande/Pelléas et Mélisande (Wiener Staatsoper), als Sophie/Der Rosenkavalier (Teatro alla Scala) en als Micaëla/Carmen (Staatsoper Berlin). Als concertzangeres treedt ze op met orkesten als de Wiener en de Berliner Philharmoniker, de Staatskapelle Dresden, het Orchestre de Paris, het Philadelphia Orchestra en het Rotterdam Philharmonic Orchestra. Naast het podium is Christiane Karg artistiek leider en stichter van een eigen concertserie in haar geboortestad Feuchtwangen: het festival KunstKlang. Haar discografie omvat naast de sopraansolo’s in Haydns Die Schöpfung (Dresdner Philharmonie en Marek Janowski), Beethovens Negende symfonie (Freiburger Barockorchester en Pablo Heras-Casado) en Mahlers Tweede symfonie (Tsjechisch Filharmonisch Orkest en Semyon Bychkov) ook de Harmonia Mundi-soloalbums Erinnerung (met liederen van Gustav Mahler) en Das Licht der Welt – A Christmas Promenade.
Belgian National Orchestra
Het Belgian National Orchestra, dat werd opgericht in 1936, is de geprivilegieerde partner van Bozar. Het orkest staat sinds september 2022 onder leiding van chef-dirigent Antony Hermus, met Roberto González-Monjas als gastdirigent en Michael Schønwandt als geassocieerd dirigent. Het Belgian National Orchestra treedt op met solisten van wereldformaat als Hilary Hahn, Christian Tetzlaff, Thomas Hampson, Aleksandra Kurzak, Leif Ove Andsnes, Víkingur Ólafsson, Sergey Khachatryan en Truls Mørk. Verder investeert het Belgian National Orchestra in de toekomstige generatie luisteraars en deinst het niet terug voor vernieuwende projecten, zoals met poprockartiest Ozark Henry en recent met Stromae voor zijn nieuwe album Multitude. Tot de bekroonde discografie, voornamelijk op het label Fuga Libera, behoren onder meer zes opnames onder leiding van voormalig chef-dirigent Walter Weller. Het Belgian National Orchestra wordt ondersteund door de Belgische federale Tax Shelter, de Nationale Loterij en Casa Kafka Pictures.
Konzertmeister
Alexei Moshkov
Eerste violen
Isabelle Chardon (*)
Sarah Guiguet (*)
Maria-Elena Boila
Paula Carmona Caminos
Nicolas De Harven
Anastasia Filippochkina
Françoise Gilliquet
Veerle Houbraken
Philip Handschoewerker
Akika Hayakawa
Julian Bartoli
Annija Kolerta
Timur Kolesnikov
Isabelle Rowland
Serge Stons
Tweede violen
Ignacio Rodríguez Martínez de Aguirre**
Nathalie Lefin*
Marie-Danielle Turner*
Michael Bonnay
Luis Corral
Sophie Demoulin
Isabelle Deschamps
Hartwich D'Haene
Leonid Anikin
Pierre Hanquin
Anouk Lapaire
Ekaterina Philippovich
Jacqueline Preys
Luis Greiner
Altviolen
Marc Sabbah (**)
Mihoko Kusama (*)
Dmitri Ryabinin(*)
José Azevedo
Frederik Camacho
Abraham Constantino
Sophie Destivelle
Katelijne Onsia
Jorge Ramos
Marinela Serban
Silvia Tentori Montalto
Edouard Thise
Cello’s
Maria Christina Muylle(*)
Célia Brunet
Lesya Demkovych
Philippe Lefin
Francis Mourey
Uros Nastic
Lucia Otero
Deng Tiantong
Harm Van Rheeden
Taras Zanchak
Contrabassen
Robertino Mihai (**)
Svetoslav Dimitriev (*)
Serghei Gorlenko (*)
Ludo Joly
Dan Ishimoto
Miguel Meulders
Gergana Terziyska
Mathieu Garnavault
Fluiten
Denis-Pierre Gustin (**)
Laurence Dubar (*)
Jérémie Fèvre (*)
Elise Tossens
Arianna Groppi
Hobo’s
Dimitri Baeteman (**)
Arnaud Guittet (**)
Irene Martin Sanchez (*)
Bram Nolf (*)
Klarinetten
Julien Bénéteau (**)
Giulio Piazzoli (**)
Alexandros Vlachos
Räul Verdes
Pierre Xhonneux
Fagotten
Gordon Fantini (**)
Bert Helsen (*)
Filip Neyens (*)
Valérie Trangez
Hoorns
Anthony Devriendt (**)
Bart Cypers (**)
Bernard Wasnaire (*)
Joannes Van Duffel (*)
Marlies Callebert
Trompetten
Leo Wouters (**)
Andreu Vidal Siquier (**)
Ward Opsteyn (*)
Robby Boone
Trombones
Bruno De Busschere (**)
Guido Liveyns (**)
Wim Matheeuwese (*)
Tuba’s
Martijn van Rijswijk (**)
Euphonium
Kevin Van Giel
Pauken
Nico Schoeters **
Slagwerk
Katia Godart (*)
Koen Maes
Sander Vanderkloot
Arthur Ros
Mathijs Everts
Harp
Annie Lavoisier (**)
Roberta Brambilla
Celesta
Ilze De Maeyer
Gitaar
Paul Van Utrecht
Mandoline
Marco Ludemann
** Aanvoerder 1ste solist – 1ste solist aanvoerder
* Solist
Geniet dit seizoen van het tweede deel van de Mahlercyclus, gepresenteerd door de Munt, Bozar en Belgian National Orchestra.
Vrij 6 Dec.'24
Mahler 4 & Regula Mühlemann sings Mozartarias
Belgian National Orchestra & Roberto González-Monjas
Zat 8 Maa.'25 & Zon 9 Maa.'25
MAHLER 8
La Monnaie Symphony Orchestra, Chorus, Choral Academy, Children’s and Youth Choir, Belgian National Orchestra, Vlaams Radiokoor & Alain Altinoglu
Don 11 Maa.'25
Das Lied von der Erde & Mendelssohn 5
Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks & Daniel Harding
Zon 4 Mei'25
Mahler 3
La Monnaie Symphony Orchestra, Women's Chorus, Chorus Academy and Youth Choir & Alain Altinoglu
Don 20 Mei'25
Mahler 9
Berliner Philharmoniker & Kirill Petrenko
Bozar Maecenas
Prince et Princesse de Chimay • Barones Michèle Galle-Sioen • Monsieur et Madame Laurent Legein • Madame Heike Müller • Monsieur et Madame Dominique Peninon • Monsieur et Madame Antoine Winckler • Chevalier Godefroid de Wouters d'Oplinter
Bozar Honorary Patrons
Comte Etienne Davignon • Madame Léo Goldschmidt
Bozar Patrons
Monsieur et Madame Charles Adriaenssen • Madame Marie-Louise Angenent • Comtesse Laurence d'Aramon • Comte Gabriel Armand • Monsieur Jean-François Bellis • Baron et Baronne Berghmans • Monsieur Tony Bernard • De heer Stefaan Bettens • Monsieur Philippe Bioul • Mevrouw Roger Blanpain-Bruggeman • Madame Laurette Blondeel • Comte et Comtesse Boël • Monsieur et Madame Thierry Bouckaert • Madame Anny Cailloux • Madame Valérie Cardon de Lichtbuer • Madame Catherine Carniaux • Monsieur Jim Cloos et Madame Véronique Arnault • Mevrouw Chris Cooleman • Monsieur et Madame Jean Courtin • De heer en mevrouw Géry Daeninck • Monsieur et Madame Denis Dalibot • Madame Bernard Darty • Monsieur Jimmy Davignon • De heer en mevrouw Philippe De Baere • De heer Frederic Depoortere en mevrouw Ingrid Rossi • Monsieur Patrick Derom • Madame Louise Descamps • De heer Bernard Dubois • Mevrouw Sylvie Dubois • Madame Dominique Eickhoff • Baron et Baronne William Frère • De heer Frederick Gordts • Comte et Comtesse Bernard de Grunne • Madame Nathalie Guiot • De heer en mevrouw Philippe Haspeslagh - Van den Poel • Madame Susanne Hinrichs et Monsieur Peter Klein • Monsieur Jean-Pierre Hoa • De heer Xavier Hufkens • Madame Bonno H. Hylkema • Madame Fernand Jacquet • Baron Edouard Janssen • Madame Elisabeth Jongen • Monsieur et Madame Jean-Louis Joris • Monsieur et Madame Adnan Kandyoti • Monsieur et Madame Claude Kandyoti • Monsieur Sander Kashiva • Monsieur Sam Kestens • Monsieur et Madame Klaus Körner • Madame Marleen Lammerant • Monsieur Pierre Lebeau • Baron Andreas de Leenheer ✝ • Monsieur et Madame François Legein • Madame Gérald Leprince Jungbluth • Monsieur Xavier Letizia • De heer en mevrouw Thomas Leysen • Monsieur Bruno van Lierde • Madame Florence Lippens • Monsieur et Madame Clive Llewellyn • Monsieur et Madame Thierry Lorang • Madame Olga Machiels-Osterrieth • De heer Peter Maenhout • De heer en mevrouw Jean-Pierre en Ine Mariën • De heer en mevrouw Frederic Martens • Monsieur Yves-Loïc Martin • Monsieur et Madame Dominique Mathieu-Defforey • Madame Luc Mikolajczak • De heer en mevrouw Frank Monstrey • Madame Philippine de Montalembert • Madame Nelson • Monsieur Laurent Pampfer • Famille Philippson • Monsieur Gérard Philippson • Madame Jean Pelfrène-Piqueray • Madame Marie-Caroline Plaquet • Madame Lucia Recalde Langarica • Madame Hermine Rédélé-Siegrist • Monsieur Bernard Respaut • Madame Fabienne Richard • Madame Elisabetta Righini • Monsieur et Madame Frédéric Samama • Monsieur Grégoire Schöller • Monsieur et Madame Philippe Schöller • Monsieur et Madame Hans C. Schwab • Monsieur et Madame Tommaso Setari • Madame Gaëlle Siegrist-Mendelssohn • Monsieur et Madame Olivier Solanet • Monsieur Eric Speeckaert • Monsieur Jean-Charles Speeckaert • Vicomte Philippe de Spoelberch et Madame Daphné Lippitt • Madame Anne-Véronique Stainier • De heer Karl Stas • Monsieur et Madame Philippe Stoclet • De heer en mevrouw Coen Teulings • Messieurs Oliver Toegemann et Bernard Slegten • Monsieur et Madame Philippe Tournay • Monsieur Jean-Christophe Troussel • Monsieur et Madame Xavier Van Campenhout • Mevrouw Yung Shin Van Der Sype • Mevrouw Barbara Van Der Wee en de heer Paul Lievevrouw • De heer Koen Van Loo • De heer en mevrouw Anton Van Rossum • Monsieur et Madame Guy Viellevigne • De heer Johan Van Wassenhove • Monsieur et Madame Michel Wajs-Goldschmidt • Monsieur et Madame Albert Wastiaux • Monsieur Luc Willame • Monsieur Robert Willocx ✝ • Monsieur et Madame Bernard Woronoff • Monsieur et Madame Jacques Zucker • Zita, maison d'art et d'âme
Bozar Circle
Monsieur et Madame Paul Bosmans • Monsieur et Madame Paul De Groote • De heer Stefaan Sonck Thiebaut • Madame France Soubeyran • De heer en mevrouw Remi en Evelyne Van Den Broeck
Bozar Young Circle
Mademoiselle Floriana André • Docteur Amine Benyakoub • Mevrouw Sofie Bouckenooghe • Monsieur Matteo Cervi • Monsieur Rodolphe Dulait • Monsieur Avi Goldstein • Monsieur Rodolphe Dulait • Monsieur et Madame Melhan-Gam • Dokter Bram Peeters • Monsieur Lucas Van Molle • Monsieur et Madame Clément et Caroline Vey-Werny • Madame Cory Zhang