De aannemer, Armand Blaton, begon in februari 1923 met de bouw van het Paleis voor Schone Kunsten. Voor de constructie werd er gewapend beton gebruikt, die in opeenvolgende fasen gegoten werd. De werken liepen om diverse technische redenen vertraging op. Zo bleek de ondergrond zanderig te zijn en vermengd met water, moest er een grote hoeveelheid aarde afgegraven worden, stootte men op rioleringen die zogezegd niet meer in gebruik waren en bestond er een risico op instorting van gebouwen in de omgeving. Daar kwamen nog de stakingen in de industriesector bij, plus de benarde financiële toestand van het project. Het samengaan van monumentaliteit en soberheid, die de eigenheid van het gebouw uitmaken, is het gevolg van deze logistieke en financiële onvoorziene omstandigheden.
Het Paleis voor Schone Kunsten ging gedeeltelijk open op 4 mei 1928. Enkel de tentoonstellingszalen en de kamermuziekzaal waren toegankelijk voor het publiek. De Grote Concertzaal werd pas op 19 oktober 1929 ingehuldigd.