Gepubliceerd op - Klaas Coulembier

Het Tweede Celloconcerto van Dmitri Sjostakovitsj

In de concertreeks ‘Echoes of the 20th Century’ vertellen we het verhaal achter twaalf iconische composities uit de 20e eeuw. Op 28 november nemen cellist Truls Mørk en het Belgian National Orchestra het ‘Celloconcerto nr. 2’ van Dmitri Sjostakovitsj voor hun rekening. Een meditatief werk uit 1966 die hij componeerde voor zijn zestigste verjaardag. Of hij reden om te vieren had ontdek je hier.

Een verjaardagscadeau voor zichzelf. Dat was het Concerto voor cello en orkest nr. 2, op. 126 van Dmitri Sjostakovitsj. Net zoals het eerste concerto, dat hij zeven jaar eerder componeerde had hij één van de belangrijkste solisten van de 20ste eeuw in gedachten, zijn goeie vriend Mstislav Rostropovitsj (zie fotogalerij). Maar daar houdt de vergelijking ook op. De virtuositeit en exuberantie van het eerste concerto maken in het tweede plaats voor een donkerdere en meer introspectieve sfeer. Is het eerste concerto nog vrij klassiek van opbouw, dan volgt de componist in het tweede een eerder eigenzinnig pad. Een langzaam eerste deel wordt gevolgd door twee snelle delen die in elkaar overlopen, in plaats van de meer courante opeenvolging snel-langzaam-snel. 

Dmitri Sjostakovitsj 

De biografie van Sjostakovitsj is al vaak geschreven en herschreven. Dat gebeurde niet altijd om een helder licht te schijnen op de componist, maar wel om hem in te passen in een politiek of ideologisch verhaal. Officieel was hij een held van het sociaalrealisme, de componist die als kunstenaar en als mens de Sovjet-idealen belichaamde. Elders, met name vanaf de biografie van Solomon Volkov uit 1979, lezen we het verhaal van iemand die op elke mogelijke manier probeerde om ondanks het autoritaire keurslijf uiting te geven aan persoonlijke expressie en zelfs kritiek uitte op het communistisch regime. Die spagaat tussen artistieke vrijheid en de noodzakelijke goedkeuring van de overheid loopt als een rode draad door zijn leven. Naast de vele officiële erkenningen die hij kreeg, waren er ook conflicten en spanningen. Het bekendste voorbeeld is wellicht de opera Lady Macbeth (1934) die werd verboden door de Communistische Partij omdat het verhaal niet moralistisch genoeg was.  

(G)een samenwerking met Mravinsky 

Ook in 1962 botste de componist nog soms op de grenzen van wat politiek aanvaardbaar was. In dat jaar ging zijn Dertiende symfonie, voor bas solo en orkest, in première. Het werk is volledig gebaseerd op gedichten van Yevgeny Yevtushenko, waarin de jonge dertiger het heersende antisemitisme op de korrel nam. Ondanks de ‘Dooi van Chroesjtsjov’, de periode na de dood van Stalin waarin de censuur wat minder strikt was, bleken de teksten van Yevtushenko nog te kritisch. De symfonie werd niet verboden, maar uitvoerders werden door de overheid afgeschrikt om deel te nemen. Dirigent Yevgeni Mravinsky (zie fotogalerij), een trouwe compagnon van Sjostakovitsj, trok zich terug, zogezegd omdat hij geen muziek met koor en vocale solisten wilde dirigeren. De solist, Boris Gmyirya, trok zich terug onder druk van de lokale afdeling van de Communistische Partij. Uiteindelijk kon de première – na heel wat getouwtrek – doorgaan, met Kirill Kondrashin op de bok. 

Deze hele situatie zorgde niet alleen voor een breuk tussen Sjostakovitsj en Mravinsky, maar verzuurde ook de relatie tussen de dirigent en Rostropovitsj. Wanneer Mravinsky in 1966, slechts twee weken voor de première van het tweede celloconcerto, opnieuw forfait gaf (deze keer uit tijdsgebrek) had hij het helemaal verkorven bij Rostropovitsj, die de première met groot enthousiasme speelde onder dirigent Yevgeni Svetlanov. 

Verjaardagsmuziek 

Sjostakovitsj hield ervan om zijn verjaardag te vieren, en deed dat het liefst met nieuwe muziek. Voor zijn zestigste verjaardag componeerde hij onder andere een tweede celloconcerto. Op 27 april 1966 schrijft hij vanuit een sanatorium in de Krim een brief aan zijn goeie vriend Isaac Glikman:

“Ik heb net met tweede concerto voor cello en orkest afgewerkt. Aangezien dit werk geen literaire tekst of programma heeft, vind ik het moeilijk om er iets over te schrijven. Het is groot opgevat, in drie delen. Het tweede en derde deel worden zonder onderbreking uitgevoerd. In het tweede deel en in de climax van het derde is er een thema dat heel erg lijkt op een bekend lied uit Odessa: Kupite bubliki (Koop onze pretzels). […] Tijdens het componeren dacht ik natuurlijk aan de magnifieke M. Rostropovitsj. Ik reken op hem om het werk uit te voeren.” 

De eerste uitvoering, tijdens een verjaardagsconcert op 25 september 1966, was ook de eerste publieke verschijning van Sjostakovitsj na een hartaanval eerder dat jaar. Bekijk hier de historische beelden van dat concert.

Symfonie met solist 

Dit concerto wordt wel eens omschreven als een symfonie met cello solo, omdat de partituur minder gericht is op het virtuoos vertoon van de solist, zeker in vergelijking met het eerste concerto. Het eerste deel, Largo, had zelfs eerst op de werktafel van Sjostakovitsj gelegen als een deel van zijn Veertiende symfonie. De muziek vertrekt vanuit een solistische lijn in de cello, die geleidelijk aan wordt bijgekleurd door de cello’s en contrabassen in het orkest. Opvallend is de interactie van de solist met de percussie. De xylofoon zorgt voor een bevreemdend en haast ironisch effect, zeker in combinatie met de hoge houtblazers. De basdrum is dan weer een onverwachte gesprekspartner tijdens de cadenza. 

Zoals hierboven vermeld, duikt midden in het concerto een volkswijsje op. Opnieuw is het de solist die de debatten opent en het orkest op sleeptouw neemt in een speelse verkenning van marsritmes, glissando’s en capriolen. Een leuk detail voor de analyticus (of de zeer aandachtige luisteraar) is dat eenzelfde motief steeds terugkomt in een andere gedaante: soms sneller, soms trager en soms zelfs in verschillende tempo’s tegelijk. Dit zegt iets over de manier waarop de componist met muzikale ideeën ‘knutselt’ en eenheid creëert in dit korte middendeel. 

Een eerste poging voor het slotdeel verdween in de prullenmand en de componist begon helemaal opnieuw. Het resultaat is een levendige finale met opnieuw een bijzondere rol voor het slagwerk, én nog een extra knipoog naar het volksliedje uit Odessa. Sjostakovitsj laat de finale meteen voortvloeien uit het einde van het tweede deel, waarbij de roffel op de trommel en de fanfaremotieven in de hoorns het startschot geven. En ook hier weer krijgt de percussie een bijzondere rol. Deze keer is het de tamboerijn die de cellist begeleidt bij de openingscadenza. Wat volgt is een aaneenschakeling van contrasterende passages waarin alle mogelijke facetten van de cello aan bod komen: lyriek, virtuositeit, dubbelgrepen, en op het einde … een extreem lang aangehouden lage re. 

Op 28 november om 19u geeft Klaas Coulembier een inleiding over dit iconisch werk. Locatie wordt nog meegedeeld.